Aard begrippen Flashcards

bloem tot schoen (44 cards)

1
Q

de korte keten

A

je voedsel
passeert weinig of geen tussenschakels en
komt dus via de kortste weg van bij de boer
op je bord terecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de stadslandbouw

A

het telen, oogsten en afzetten van voedsel
in of in de nabijheid van een stad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de verticale landbouw

A

een vorm van landbouw waarbij gebruik
wordt gemaakt van gestapelde kweeklagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de voedselkilometer

A

de afstand die voedsel aflegt tussen de
productieplaats en de consument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

arbeidsintensief

A

wat veel (handen)arbeid vraagt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de biodiversiteit

A

de rijkdom aan verschillende planten- en
diersoorten in een bepaald gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het biolabel

A

een label dat aangeeft dat een product op
biologische wijze gekweekt en verwerkt is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de biologische landbouw

A

een landbouwvorm die rekening houdt met milieueffecten en dierenwelzijn. De biologische landbouw gebruikt geen chemische bestrijdingsmiddelen of kunstmest. Dieren krijgen meer ruimte en kunnen in een natuurlijke omgeving worden
gehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het bioproduct

A

een product dat op biologische wijze gekweekt en verwerkt is. Voor een voedingsproduct ‘biologisch’ mag genoemd worden, moet het voldoen aan de normen van de Europese biowetgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de afzettingsbodem

A

een bodem die gevormd is door losse gesteenten die daar door wind of water zijn afgezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de arme bodem

A

een bodem die niet veel voedingsstoffen
bevat om gewassen te kunnen laten
groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de bodem

A

het bovenste gedeelte van de aardkorst,
waarin planten kunnen groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de bodemsoort

A

De bodemsoort wordt bepaald door de
gesteenten die in de bodem zitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de doorlaatbaarheid

A

de snelheid waarmee het water door een
gesteente of bodemsoort kan sijpelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het gesteente

A

het materiaal waaruit de aardkorst is
opgebouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de humus

A

verteerde resten van planten en dieren die
de bodem donker kleuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de korrelgrootte

A

de grootte van de korrels bij losse
gesteenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

het losse gesteente

A

Losse gesteenten zijn gesteenten die uit
korrels bestaan.

19
Q

de ondergrond

A

het deel van de aardkorst onder de bodem

20
Q

de rijke bodem

A

een bodem met veel voedingsstoffen, waar
veeleisende gewassen kunnen groeien

21
Q

het vaste gesteente

A

het vaste materiaal in de bodem en
ondergrond

22
Q

de verwering

A

het proces waarbij een gesteente
afgebroken en vergruisd wordt of opgelost
wordt door invloeden van buitenaf

23
Q

de verweringsbodem

A

een bodem die ontstaan is door los
materiaal dat gevormd werd door
verwering van vast gesteente

24
Q

akkerbouw

A

het bewerken van het land om er planten te laten groeien zodat je ze kunt verkopen

25
veeteelt
houden van dieren, zodat je de eieren, melk, vlees of bont kunt gebruiken om te verkopen.
26
tuinbouw
intensieve teelt van groenten, fruit, bloemen, planten, bomen, bollen of zaden
27
gemengde landbouw
een landbouwtype waarbij landbouwactiviteiten gecombineerd worden: akkerbouw en/of tuinbouw en/of veeteelt
28
landelijk landschap
een landschap van een minder dicht bevolkt gebied buiten de steden, waar landbouw en natuur een belangrijke rol spelen.
29
de niet-grondgebonden veeteelt
een vorm van veeteelt waarbij de dieren niet of nauwelijks buiten lopen. Je spreekt hier ook van hokdieren.
30
het rendement
in de landbouw: de opbrengst per hectare
31
het teeltdiagram
Hierin wordt in procent voorgesteld hoe groot het aandeel is van de verschillende teelten in het landbouwbedrijf.
32
het bedrijventerrein
ook wel het bedrijvenpark of het handelspark; een gebied binnen of buiten de bebouwde kom van een stad of dorp dat in eerste instantie bedoeld is voor de vestiging van commerciële bedrijven
33
de distributie
het verdelen van goederen van bedrijf naar klanten
34
het distributiecentrum
een plaats van waaruit de goederen verdeeld worden om naar hun uiteindelijke bestemming gebracht te worden
35
de grondstof
wat wordt gebruikt om een product te maken
36
de nutsvoorziening
voorzieningen zoals gas, water, internet, elektriciteit die tegen betaling aan huis geleverd worden via leidingen
37
het productieproces
het proces waarbij een product gemaakt wordt
38
het fijn stof
allerlei in de lucht zwevende deeltjes die schadelijk zijn voor de gezondheid. Ze zijn kleiner dan 10 micrometer.
39
de geluidsoverlast
hinder en schade als gevolg van lawaai
40
de levensverwachting
een statistisch begrip dat de gemiddelde levensduur van een persoon in een bepaalde groep aangeeft
41
de luchtvervuiling
vervuiling van de buitenlucht met ongezonde stoffen
42
de watervervuiling
verontreiniging van het water
43
de waterzuivering
het opnieuw zuiver maken van water dat is vervuild met organische en chemische stoffen; ook de installatie die daarvoor gebruikt wordt
44
de recyclage-industrie
de industrie waarbij oud materiaal gerecycleerd wordt om er nieuwe producten van te maken