Aardrijkskunde Flashcards
(18 cards)
Wat zijn landschapselementen?
Onderdelen van het landschap.
Noem twee natuurlijke landschapselementen.
Bomen, rivieren.
Noem twee menselijke landschapselementen.
Huizen, wegen.
Noem drie soorten landschappen.
Landbouw-, industrie-, natuur-, toeristisch landschap.
Wat zijn de vier landschapsvormende lagen?
Natuurlijke, sociaal-culturele, economische, politieke lagen.
Hoe beïnvloedt de economische laag het landschap?
Door geld en werk, zoals industrie en winkels.
Wat zijn de lagen van de opbouw van de aarde van binnen naar buiten?
Binnenkern, buitenkern, ondermantel, asthenosfeer, lithosfeer.
Waarom bewegen de aardplaten?
Aardplaten bewegen door interne aardse processen, wat leidt tot aardbevingen en vulkanen.
Wat is stollingsgesteente?
Gesteente dat ontstaat uit magma (vb. graniet, basalt).
Wat is sedimentair gesteente?
Gesteente dat ontstaat uit afzettingen (vb. kalksteen, zandsteen).
Wat is metamorfgesteente?
Veranderd gesteente (vb. marmer, leisteen).
Wat is de bodem?
De bovenste vruchtbare laag waar planten groeien.
Wat is de ondergrond?
Gesteenten onder de bodem.
Noem drie bodemsoorten.
Zand, leem, klei.
Wat maakt een goede bodem voor landbouw?
Waterdoorlaatbaarheid en humus.
Wat is humus?
Organisch materiaal in de bodem dat belangrijk is voor plantengroei.
Wat is het verschil tussen zandbodem en kleibodem?
Zandbodem heeft grotere deeltjes en betere drainage, kleibodem heeft kleinere deeltjes en houdt water vast.