Natuurwetenschappen Flashcards
(36 cards)
Wat zijn stoffen in de natuurwetenschappen?
Stoffen zijn de bouwstenen van alles om ons heen, zowel in levende als levenloze dingen.
Waar komen stoffen voor?
In zowel de levende natuur (zoals planten en dieren) als in levenloze voorwerpen (zoals stenen, water, lucht…).
Wat is het verschil tussen een zuivere stof en een mengsel?
Een zuivere stof bestaat uit één soort deeltje.
Een mengsel bevat twee of meer verschillende stoffen.
Kan je een voorbeeld geven van een zuivere stof en een mengsel uit het dagelijks leven?
Zuivere stof: suiker, zout, zuiver water
Mengsel: kraantjeswater, lucht, fruitsap
Wat zijn de drie aggregatietoestanden of fasen van een stof?
Vast, vloeibaar en gasvormig.
Kan je een voorbeeld geven van een stof in elke fase?
Vast: ijs
Vloeibaar: water
Gas: waterdamp
Waaruit zijn stoffen opgebouwd?
Uit kleine, onzichtbare deeltjes (moleculen of atomen).
Hoe ziet een zuivere stof eruit in het deeltjesmodel?
Alle deeltjes zijn van hetzelfde soort en zien er identiek uit.
Hoe ziet een mengsel eruit in het deeltjesmodel?
Het bevat twee of meer verschillende soorten deeltjes die door elkaar gemengd zijn.
Hoe verklaart het deeltjesmodel de aggregatietoestand ‘vast’?
De deeltjes zitten dicht tegen elkaar en trillen op hun plaats; ze hebben een vaste vorm en volume.
Hoe verklaart het deeltjesmodel de aggregatietoestand ‘vloeibaar’?
De deeltjes zitten nog dicht bij elkaar, maar kunnen langs elkaar bewegen; vloeistoffen hebben een vast volume maar geen vaste vorm.
Hoe verklaart het deeltjesmodel de aggregatietoestand ‘gas’?
De deeltjes zitten ver uit elkaar en bewegen vrij; een gas heeft geen vaste vorm en geen vast volume.
Wat is een recipiënt?
Een recipiënt is een voorwerp waarin je stoffen kunt bewaren, mengen of opvangen. Het is meestal een vat of container, zoals een beker, kolf of reageerbuis in de wetenschap.
Hoe beïnvloedt temperatuur de snelheid van de deeltjes?
Hoe hoger de temperatuur, hoe sneller de deeltjes bewegen; bij lagere temperaturen bewegen ze langzamer.
Hoe beïnvloedt temperatuur het volume van een stof?
Bij hogere temperaturen nemen de deeltjes meer ruimte in, waardoor het volume van de stof toeneemt; bij lagere temperaturen krimpt het volume.
Wat is thermische beweging?
Thermische beweging is de willekeurige beweging van de deeltjes in een stof, die toeneemt bij hogere temperaturen.
Welke verschillende faseovergangen ken je?
Smelten, stollen, verdampen, condenseren, sublimeren en rijpen.
Geef een voorbeeld bij smelten, stollen en verdampen.
Smelten: ijs wordt water
Stollen: water wordt ijs
Verdampen: water wordt waterdamp
Hoe kun je faseovergangen uitleggen met het deeltjesmodel?
De structuur van de deeltjes verandert (afstand en beweging), maar de samenstelling blijft hetzelfde.
Waarom is een faseovergang een fysisch verschijnsel?
Omdat de samenstelling van de stof niet verandert, alleen de structuur van de deeltjes.
Wat is het verschil tussen een faseovergang en een stofomzetting?
Een faseovergang verandert alleen de structuur, een stofomzetting verandert ook de samenstelling (chemische reactie).
Wat is het verschil tussen moleculen en atomen?
Atomen zijn de kleinste bouwstenen van stoffen.
Moleculen bestaan uit twee of meer atomen die aan elkaar verbonden zijn.
Wat is de kleinste levende bouwsteen van een organisme?
De cel
Waaruit bestaat een levende cel?
Uit levenloze stoffen (zoals water, eiwitten, vetten en mineralen).