AC1:Unit2: Greetings & introductions Flashcards
Get to know people (44 cards)
1
Q
Dokter
A
의사
2
Q
Bankmedewerker
A
은행원
3
Q
Student
A
학생
4
Q
Boom
A
나무
5
Q
Brug
A
다리
6
Q
Rijst (gekookt)
A
밥
7
Q
Vrouw
A
여자
8
Q
Man
A
남자
9
Q
Leraar
A
선생님
10
Q
Chefkok
A
요리사
11
Q
Persoon
A
사람
12
Q
Hier
verwijzen naar iemand die jonger is dan jou of even oud
A
여기 (는)
13
Q
Mr. / Mevr.
A
씨
14
Q
Ik
A
저
15
Q
Deze persoon
A
이분
16
Q
Naam
A
이름
17
Q
Nationaliteit
A
국전
18
Q
Baan / beroep
A
직업
19
Q
Adres
A
주소
20
Q
telefoon
A
전화
21
Q
Verslaggever (reporter)
A
기자
22
Q
Onderzoeker (researcher)
A
연구원
23
Q
Bedrijfsmedewerker (company employee)
A
회사원
24
Q
Nice to meet you (Aangenaam)
A
반가워요
25
Hoe heet je? (what's your name?)
이름이 뭐예요?
26
Hier is
| Verwijzen naar iemand die ouder is dan jou
이분 (은)
27
Are you a translator?
(voornaam) 씨는 번역가여요?
28
Businessman
사업가
29
Brandweerman
소방관
30
Politieman
경찰
31
Acteur
배우
32
Advocaat
변호사
33
Postbode
우체부
34
Kapper
미용사
35
Wetenschapper (scientist)
과학자
36
Technician
기술자
37
Professor
교수
38
Model
모델
39
Accountant
회계사
40
Land
나라
41
Hoe oud ben jij?
몇살이에요?
42
Wat is je telefoonnummer?
전화 번호가 뭐예요?
43
Boekwinkel
```
서점의 = of a bookstore
서점과 = a bookstore and / with a bookstore
```
44
Credit card
신용카드
