achterbeen Flashcards

(144 cards)

1
Q

achterbeen

A

membri pelvinum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bekkengordel

A
cingulum membri pelvini
os coxar:
-darmbeen = os ilium
- schaambeen = os pubis
- zitbeen = os ischium
pelvis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

skeleton femoris

A
dijbeen = os femoris
knieschijf = patella, samen met d meniscussen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

skeleton cruris

A
scheenbeen = tibia
kuitbeen = fibula
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

skelet pedis

A

voetwortelbeenderen = ossa tarsi
middenvoetbeenderen = ossa metatarsalia 1-4
ossis digitorum pedis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ossa tarsi

A
crurale rij
- hielbeen: calcaneus
- katrolbeen: talus
intertarsale rij
metatarsale rij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ossis digitorum pedis

A
kootbeen
kroonbeen
hoef-, klauw-, nagelbeen
sesambeenderen
- proximale sesambeenderen
- distale sessambeenderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

heiligbeen

A

os sacrum
ontstaan uit vergroeiing sacraalwervels tot een been
driehoekige vorm -> bij car vierhoekig
facies pelvina, onderzijde met linea transversae, dwarse groeven
extremitas cranialis et caudalis
promontorium: cranioventrale rand eerst wervellichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

uitsteeksels membri pelvini

A

spinaaluitsteeksels soms helemaal vergroeid
dwarsuitsteeksels vergroeid: pars lateralis
craniaal deel pars lateralis: sacraalvleugel, ala ossis sacri
- draagt aan boven vlakte gewrichtsvlakte, facies auricularis voor os ilium
for intervertebrelia door versmelting dwarsuitsteeksels
- verdeeld in for sacralia dorsalia en ventralia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cingulum

A

2 heupbeenderen of ossa coxae
bekkengordel
in jeugd nog aparte beenderen , voornamelijk thv acetabulum
L+R zit- en schaambeen vergroeien met elkaar in de mediaanlijn tot symphysis
- eerstte synchondrosis en later synostosis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

os ilium

A
driehoeksvorm
- corpus ossis illi, de punt tot in acetabulum
- ala ossis illi, de basis
incisura ischiadica major
spina ischiadica
darmbeenzuil
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ala ossis illi

A

voorrand vd darmbeenvleugel verbindt als crista iliaca
2 uitsteeksel
- laterale heupknobbel of tuber coxae
- mediale heupknobbel of tuber sacrale
buitenvlakte: facies glutea, aanhechting van bilspieren beenlijsten doen ontstaan: linea glutea
binnenvlakte: facies sacropelvina is lateraal glad, facies ilaca en draagt mediaal een ruwe tuberositas iliaca
- hierop bevindt zich de oorvormige vlakte of facies auricularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

incisura ischiadica major

A

vanaf het einde vd tuber sacrale loopt er een grote inzinking in de dorsomediale rand van darmbeenvleugel en darmbeenzuil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

spina ischiadica

A

vlak voor het acetabulum gaat het over in beenkam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

darmbeenzuil draagt bij ventraal zicht

A

mediaal een beenlijst, linea arcuata die loopt op het tuber m. psoas minoris
vlak voor het acetabulum liggen dan nog de area lateralis m. rectus femoris en de area medialis m. rectus femoris, dit zijn lichte groeven waarin deze spier zich vasthecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

os pubis

A

vormt craniale deel vd bekkenbodum en bestaat uit 3 delen
corpus ossis pubis
ramus cranialis ossis pubis
ramus caudalis ossis pubis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ramus cranialis ossis pubis

A

voorrand is het pecten ossi pubis, lateraal begrensd door de eminentia iliopubica
ventrale vlakte draagt eq een darse gleuf, sulcus lig accessorri femoris, die uitloopt in de incisura acetabulli en waarin het lig accessorium rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ramus caudalis ossis pubis

A

de caudale tak vormt aan de mediale zijde mee de symphysis pubica en loopt caudaal zonder duidelijk grens over in de ramus caudalis ossis ischii
takken vh schaambeen vormen voorste en mediale grens vh for obturatorium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

os ischii

A

het grootste deel is het zitbeentafel, tabula ossis ischii die met zijn spiegelhelft de symphysis ischiadica vormt
caudaal deel vd symphysis pelvina
vd tafel vertrekken
- de ramus ossis ischii
- corpus ossis ischii
- caudolateraal op de tabula vinden we de zitbeenknobbel, tuber ischiadicum
caudomediaal op het os ischii is een insnoering te vinden, die vormt samen met de buur arcus ischiadicus
ventraal is er de crista sympysialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

acetabulum

A

plaat van samenkomst vd 3 beenderen
gewrichtskraakbeen vormt de facies lunata en is halvemaanvormige rond een centrale, ruwe vlakte: fossa acetabuli
labium acetabulare, kraakbeenrand, omzoomt de gewrichtskom is caudomediaal onderbroken en vormt aldus een incisura acetabulli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

bekkenkanaal en bekkenafmetingen

A

de bekkengordel vormt samen met het heiligbeen een gesloten beenderig kanaal wat taken heeft:

  • stuwkracht vh achterbeen op de wervelkolom overbrengen
  • de last vd wervelkolom op de femur overdragen
  • aanhechting voor zware spiermassa’s voorzien
  • doorgang verlenen aan de vrucht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

bekkenkanaal bestaat uit

A
  • bekkeningang
  • bekkenholte
  • bekkenuitgang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

bekkeningang gevormd door

A

linea terminalis lopend vh craniaal einde vd symfyse over het pecten
eminentia iliopubica
linea arcuata
iliosacraalgewricht
langs de vleugel en de extremitas cranilis vh sacrum naar de andere zijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

bekken ingang

A

apertura pelvis cranialis
vrouw cirkelvormig, man eivormig met stomp uiteinde
1. de verticale doorsnede, diameter verticalis, is een loodrechte lijn vh craniaal einde vd symfyse naar het dak vd bekkenholte
2. met diameter conjugata, vera, afstand tussen het craniaal einde vd symfyse en het promontorium
3. d hoek tussen de conjugata en de verticale noemt men de inclinatio pelvis
4. de horizontale doorsnede, diameter transversa, wordt meestal genomen tussen de aanhechtingsknobbels vd m. psoas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
cavum pelvis
bekkenholte begint achter linea terminalis dorsaal begrensd door facies pelvina en de ventrale vlakte vd staartwervels lateraal door de darmbeenzuil met spina ischiadica ventraal door rami vh schaambeen en het zitbeen bekkenbodem: solum pelvis osseum
26
apertura pelvis caudalis
bekkenuitgang ventraal begrensd door arcus ischidiadicus bij grote dieren zijdelings door de brede bekkenbanden dorsaal door de staartwervels
27
os femoris
femur of dijbeen breed cylindrisch pijpebeen het sterkste been vh hele skelet het voorste deel vd distale epifyse wordt trochlea femoris genoemd, wordt gevormd door 2 evenwijdige verticale beenkammen waarvan de medicale bij he bo en het eq de grootste is
28
proximale epifyse v femur
breed halfbolvormige gewrichtskop, caput femoris lateral vinden we een zwaar uitsteeksel, trochanter major
29
caput femoris
steekt sterk naar mediaal uit vertoont onder mediaal een bandgroeve, fovea capitis femoris is slechts bij car en su door een duidelijke insnoering, collum femoris vd femur gescheiden
30
trochanter major
bij eq door een insnijding, incisura trochanterica, gedeeld in een pras cranialis en caudalis gedeeld zijn achtervlakte is mediaal uitgehold tot fossa trochanterica
31
diafyse vd femur
recht draagt mediaal en proximaal een kleine trochanter minor ong op zelfde hoogte ligt lat de trochanter tertius, eq
32
distale epifyse vd femur
zijdelings afgeplat condylus lateralis medialis
33
condylus lateralis
vertoont zijdelings een bandgroeve en een epicondylus lat boven deze condyl bevindt zich een caudolateraal de fossa supracondylaris, diep bij eq maar bij ca, su en ru vervangen door een tuberositeas supracondylaris, lat et med distaal vd lat epicondyl bevinden zich de fossa extensoria en fossa m poplitei
34
condylus medialis
zijdelings een bandgroeve en een epicondylus med
35
de condylen vd femur
buigen caudodistaal om en vormen zo doende het femorotibiaal gewricht zijn van elkaar gescheiden door fossa intercondylaris
36
patella
knieschijf gewrichtsvlakte, facies auricularis articuleert met de trochlea femoris de ruwe voorvlakte, facies cran ligt onder de huid sesambeen in de eindpees van m quadriceps femoris
37
skelton cruris, ossa cruris
(onder)schenkelbeenderen bevat 2 beenderen med scheenbeen: tibia is het zwaarst lat kuitbeen: fibula is zwak of rudimentair ontwikkeld - verst gereduceerd bij bo en eq - tussen beide beenderen ligt spatium interosseum cruris - dit been vormt geen gewricht met de femur, maar kan distaal verder reiken dan de tibia
38
tiba
scheenbeen lang stevig pijpbeen nagenoeg recht verloopt en vooral prox vormverandering ondergaat
39
proximale epifyse vd tibia
condylus medialis et lateralis facies articularis prox tuberositas tibiae
40
condylus medialis et lateralis
van elkaar gescheiden door incisura poplitea med is duidelijk terwijl lat voor grootste deel gevormd wordt door het boveneinde vd fibula lat condyl heeft facies articularis fibularis voor de fibula bij ru echter is de fibula benig vergroeid met tibia
41
facies articularis prox
loopt naar het midden omhoog tegen de eminentia intercondylaris op door area intercondylaris centralis, groeve, in 2 gescheiden, tuber intercondylaris med et lat voor en achter eminentia ligt telkens een kuitje, area inter condylaris cran et caud
42
tuberositas tibiae
kamvormig uitsteeksel vooraan, zet zich omlaag voort als crista tibiae die craniolateraal een sulcus extensorius vormt
43
diafyse vd tibia
zwak uitgeholde laterale spiervlakte mediale gewelfde spiervrije vlakte, planum cutaneum tibiae vlakke achtervlakte, voorzien van beenlijsten linea m linea m politei
44
distale epifyse vd tibia
cochlea tibiae, door 2 groeven gescheiden via een beenkam | epicondylen heten malleoli, enkels: ma med et lat, beide een groeve, sulcus ma
45
fibula
kuitbeen slechts bij car en su volledig geen gewricht met femur uiteinde verdikt, prox einde vormt het caput fibulae corpus fibulae verbindt beide uiteinden bij car en su distaal einde vormt de ma lat steekt distaal vd cochlea tibiae uit, niet bij eq
46
ossa tarsi
voetwortel of sprong bestaat uit 3 rijen beentjes krukale rij, omvat de dorsomediale talus, katrolbeen en de lateroplantaire calcaneus hielbeen
47
talus
draagt 2 evenwijdige beenkammen, trochlea tali prox, deze articuleren met de cochlea tibiae lopen sagittaal bij car su en ru, bij eq lopen ze schuin distolateraal car en su ligt laterprox nog een gewrichtvlak voor fibula en bij ru voor os ma distaal zit caput tali, bij bo wordt dit vervangen door een 2de trochlea tali ditalis
48
calcaneus
basis vd hiel eindigt op proc calcanei waarop tuber calcanei staat basis draagt med het sustentaculum tali dat achter de talus uitspreekt en wrm plantair een peesgleuf te vinden is, sulcus tendineus m felx hallucis longi proc coracoideus situeert zich dorsolat, articuleert met talus de gexrichtsvlakten met de calcaneus bevinden zich plantair en lat zijdelings zijn er bandgroeven maar alleen bij eq is er med een epicondyl de calcaneus articuleert distaal met het os tarsale 4
49
tussen talus en calcaneus is er
eq weinig beweeglijk, 4 facies ar calcaneae | bo goede beweeglijk
50
intertarsale rij vd calcaneus
bevat slechts een beentje het os tarsi centralis, dat med tussen de krurale en metatarsale rij is geschoven vormt bij eq gricht met tarsale 3 en 1+2
51
metatarsale rij vd calcaneus
4 beentjes os tarsal 1-4 5 wordt niet meer afzonderlijk aangelegd
52
sv verhouding zitbeen en darmbeen
eq darmbeen = 2x zitbeen | bo darmbeen = zitbeen
53
sv symfyse
eq rechtlijnig en horizontaal | bo sterk gebogen me dik vooreinde
54
vorm os coxae v kRu
bijna rechtlijnig
55
sv darmbeenvleugel
eq breed en loodrecht | bo minder breed dan horizontaal
56
sv tuber coxae
eq breed, lager dan tuber sacrale | bo driehoekig, hoger dan sacrale
57
sv linea glutae
eq boogvormig, midden van vleugel | bo meer lateraal en sagittaal
58
sv crista iliaca
bo caudomediaal gericht | kRu convex
59
sv darmbeenzuil
eq lang en driehoekige doorsnede | bo kort en ovale doorsnede
60
spina ischiadica bij bo
hoog, scherp en loopt tot tube ishiadicum
61
linea arcuata bij bo
onduidelijk
62
tuber m psoas minoris bij bo
onduidelijk
63
facies glutae bij kRu
dorsolat gericht
64
sv ramus cranialis
eq horizontaal | bo ventroomediaal
65
sv pecten
eq hengst: verheven knobbel med op rand, tuber pubucum dors et vent eq merrie: scherpe rand, tuber vent bo afgeronde rand en scherp punt med, stier doorsnede rond
66
sv eminentia iliopubica
eq onduidelijk | bo kamvormig en staat dicht bij acetabulum
67
ramus caud bij bo
caudoventraal
68
for obturatorium bij bo
zeer groot
69
sv zitbeenplaat
eq zwak en horizontaal bo omvangrijk en schuin craniovent afhellend kRu horizontaal
70
sv ramus ossis ischii bij eq
horizontaal
71
sv tubet ischiadicum
eq laterale en caudodorsale punt | bo dorsale, ventromed en ventrolat hoek
72
sv arcus ischiadicus
eq breed en ondiep | bo smal en diep, vooral bij stie
73
crista symphysialis bij bo
koe craniaal, stier caudaal op zitbeen
74
spina ischiadica bij kRu
laag en langgerekt
75
cingulum membri pelvini su
bekkengordel is lang en smal, vooral thv spina ischiadica facies glutea is lateraal gericht spina ischiadica scherp verheven en doorlopen op ischium
76
cingulum membri pelvini car
``` darmvleugel - facie glutae ligt lateraal - linea glutae vent, dors et caud tuber coxae is ingedeeld in een cran et caud punt symfyse wordt laattijdig verbeend ```
77
sv bekkeningang
``` eq is cirkelvormig, 20-25cm hoog en 11-13cm breed bo is ovaal, 20cm hoog en 18cm breed kRu ovaal 12cm hoog en 9cm breed su ovaal 14cm hoog 9cm breed ca cirkelvormig bij vrouw ```
78
bekkenkanaal eq
``` bekken vooraan wijd en achteraan smaller lichte inclinatie merrie: darmbeenzuilen parallel allentuber pubicum vent arcus ischiadica -snelle geboorte door smalle kop, die beweeglijke hals en smalle schouders vh veulen hengst: divergeren de darmbeenzuilen caud en is er wel een tuber pubicum dors aanwezig ```
79
bekkenkanaal bo
bekkenholte is bijna wijd cran als caud bij koe is hoogte > breedte, maar bij het kalf breedte > hoogte bekkenbodem is sterk in de 2 richtingen uitgehold schuine stand vd zitbeenplaten krijgt de bekkenbodem ook lateraal een benige rand, ook de hoge en lange spina ischiadiaca helpt hierbij
80
bekkenkanaal kRu
zeer sterke inclinatie
81
bekkenkanaal su
hoge med gerichte spina ischiadicae met de parallel staande darmbeenzuilen, buisvormig uitzicht aangepast aan de cilindervormige vorm vd biggen, maar de geboortehulp wordt hierdoor bemoeilijkt
82
bekkenkanaal ca
bekken vertoon een zeer sterke inclinatie bekkenholte is dorsovent afgeplat en nauwst bij de spina ischiadica bekkenuitgang is wijder dan de bekkeningang
83
sv caput femoris
eq weinig uitstekend | bo sterk afgerond en ver uitstekend
84
sv collum femoris
eq onduidelijk | bo duidelijker
85
sv trochanter major
eq pars cran, niet hoger dan caput en caud ver uitstekent | bo ongedeeld, zwaar en hoog uitstekend
86
crista intertrochanterica bij eq
tussen trochanter major naar trochanter terius
87
sv trochanter tertius
eq bovenste 1/3 haakvormig naar voor gericht | bo niet afwezig
88
sv supracondylaris
eq diep | bo ondiep, omgebouwd tot tuber
89
trochlea femoris bij eq
mediale beenkam, tuber trochleae ossis femoris
90
patella vorm
eq omgekeerde piramide bo smaller car craniaal gebogen, 2x zo lang als breed
91
sv basis patella
eq aanhechting voor spieren | car spitser dan de de distale apex
92
sv patella punt
bo scherper | su breder
93
patella eq
apex patellae naar onder gericht mediaal vezelkraakbeen, proc cartilagineus gewrichtsvlakte gedeeld door sagittaalkam
94
patella bo
gewrichtsvlakte gedeeld door stompe sagittaalkam | ruwe bovenvlakte geeft mediaal aanhechting aan een zwaker vezelkraakbeen
95
patella su
voorvlakte door een kam in 2 gedeeld | bovenvlakte is knobbeliger
96
patella car
meestal een fibrocartilago suprapatellaris en fibrocartilago parapatellaris lat et med
97
sv gewrichtsvlakte fibula
enkel aanwezig bij eq
98
tuberositas tibiae bij eq
2 gedeeld, door sulcus tuberositas tibiae voor middenste rechte patellaband
99
diafyse v tibia bij eq
prox, driehoekig, distaal, dwarsovaal
100
sv cochlea
eq craniolateraal gerichte groeven | bo sagittaal gerichte groeven
101
proximale epicondylus lateralis bij bo
vergroeid met fibula
102
ma lat bij bo
2 gewrichtsvlakten voor os ma en een peessleuf
103
ma med bij bo
steekt dorsaal ver distaalwaarts uit
104
fibula eq
lang styletvormig beentje distaal einde versmelt halfweg met de tibia dsitale epifyse vergroeit tijdens het eerste levensjaar met de tibia, waarvan het de ma lat vormt
105
fibula bo
caput fibulae vergroeid met lateralis condylus van tibia middenstuk is vervangen door lig fibulare distaal einde vormt een afgeplat los been, os ma articuleert met - tibia - talus - calcaneus prox rand draagt in het midden een scherp uitsteeksel lat vlakte draagt sulcus ma voor de pees vd m. ext digitorum lat
106
fibula su
fibula is betrekkelijk sterk ontwikkeld | caput fibulae ligt latero-caudaal
107
fibula ca
betrekkelijk plat been distaal einde - vormt verdikt ma lat, verder reikt dan tibia -ook gewrichtvlak met talus en calcaneus - laterale vlakte draagt 2 peesgleuven *voor m peroneus longus * voor m ext digitorum la met de m peroneus brevis
108
sv ossa tarsi aantal
eq 6 bo 5 su 7 ca 7
109
sv ossa tarsi cruraal
eq en bo talus en calcaneus
110
ossa tarsi eq
intertarsaal: os tarsi centrale metatarsaal: - 1+2 os cuneiforme mediotermedium - 3 draagt os tarsi centrale - 4 neemt 2 rijen hoog in tallus: - 2 beenkammen lopen distolateraal - mediaal een epicondyl, tuber tali - weinig beweeglijkheid calcaneus - tuber calcaneus is zwaar en draagt een dwarsgroeve bovenop samenkomst van tarsi centrale, tarsale 3 en 4 een ronde opening, canalis tarsi, hierdoor loopt arterie a tarsea perforans in de sprong
111
ossa tarsi bo
os tarsi centrale is met het os tarsi 4 vergroeid to os centroquartale, neemt de gehele breedt vd sprong in os tarsi 2+3 zijn vergroeid : os cuneiforme intermediolat intertarsaal-metatarsaal: os centroquartale os tars 1, 2+3 tallus - beenkammen lopen sagittaal - lateroprox op de talus is er nog een gewrichtsvlakte voor het os ma - caput tali wordt vervangen door 2de trochlea tali - goede beweeglijkheid tussen talus en calcaneus clacaneus -lang en eerder slank - tuber calcanei draagt een dwarse kam die plantair uitloopt in een holle vlakte ingang vh canalis tarsi ligt dicht bij de metatarsus tussen het os centroquartale en het os tarsale 2+3
112
ossa tarsi su
tallus heeft grote beweeglijkheid dankzij de trochlea tali prox et dist - het sustentaculum ali is smal, zwak ontwikkeld en draagt een gleuf calcaneus is zeer lang en draagt weinig uitspringend tuber calcanei die een sagitale gleuf omvat 4 beentjes
113
ossa tarsi ca
tallus - trochlea tali loopt gewrichtsvlakte ver distaalwaarts - grote beweeglijk ondanks slechts 1 trochlea calcaneus: zeer lang en tuber calcanei draagt brede gleuf metaarsale rij 4 beentjes -> grootste is meest lat
114
ossa metatarsalia car
alleen heeft nog 5 stralen, andere gereduceerd aantal os metatarsalis 1 is bij de kat zeer rudimentair en draagt geen teen bij ca kan dit been goed ontwikkeld zijn of zeer rudimentair, meestal versmolten met os tarsale 1
115
ossa metatarsalia eq
lijkt heel erg op metacarpus, maat achterpijp is langer en is eerder rond dan dwarsovaal in doorsnede tuberositas ossis metatarsalis 3 ligt meer dorsaal dan tuberositas o metacarpalis 3 griffeleentjes zijn langer en zwaarder, laterale draagt gedeeltelijk os tarsale 4, med draagt bijna uitsluitend os tarsale 1+2, spatbeentje
116
ossa metatarsalia bo
lijkt heel erg op metacarpus, maar is langer en de doorsnede is bijna vierhoekig in plaats van dwarsovaal sulcus longitudinalis dors is zzer diep maar canalis metatarsi prox ontbreekt op de facies plantaris komt een sulcus longitudinales plantaris os sesamoideum metatarsale,ligt in de vorm van een klein plat e, rond beentje medioplantair van prox epifyse
117
ossa digitorum pedis car
bij fe ontbreekt de 1ste teen bij ca kan de 1ste teen onreken, maar bij veel aanwezig vaak als hubertusklauw (kan zelfs dubbel= avatisme) de 1ste teen omvat bij ca slechts 2 falangen(1+3)
118
ossa digitorum pedis eq
kootbeen korter, met een breder prox en een smaller dist epifyse kroonbeen is zijdeling meer plat gedrukt en draagt een torus plantaris hoefbeen is platgedrukt en u vormig - wandvlakte staat steiler - zoolvlakte is meer uitgehold en heeft en langovale vorm - sesambeentjes en straalbeentje zijn kleiner
119
ossa digitorum pedis bo
zoals aan voorvoet, allen de falangen 1 e 2 zijn korter
120
ossa sesamoidea car
ligt beiderzijds een sesambeen in de beginpees vd m gasstrocnemius, deze vertonen een gewrichtsvlakje met de condylen vd femur in de beginpees vd m popliteus dicht bij de lat meniscus vh kniegewricht komt er nog een sesambeentje voor overige sesambeenderen hetzelfde als van voor
121
syndesmologie bekkenstreek
straffe verbinding met voldoende elasiciteit, rond de partusperiode is de beweeglijkheid toegenomen door hormonale invloed van relaxine enkele belangrijke BW structuren die niet rechtsreeks aansluiten bij het iliosacraalgewricht of brede bekkenband - membrana obturia: BW plaat sluit for obturatorium af op canalis obturatorius na, doorgang voor bloedvat, zenuw, ... -lig pubicum craniale: stevig lig dat zich uistrekt voor het pecten tusen beiderzijdse eminentiae iliopubicae - lig arcuatum ischiadicum boordt de arcus ischiadicus af
122
articulatio sacroiliaca
gevormd door facies articularis van respectievelijk het os ilium en os sacrum gewrichtskapsel - zeer eng, hechte karakter van dit gewricht en de korte gewrichtbanden bekkenband
123
sv bekkenband qua lig
fe geen ca zeer smal lig, loopt proc articularis laatste S en co 1 nar tuber ischiadicum ung veel breder en duidelijk opgesplitst in 2 delen spinadeel: lig sacro-iliacum zitbeendeel: lig sacro-ischiadicum
124
verschil bo en andere ung bij opsplitsing brede bekkenband
bo spinadeel: van pars lat sacralis naar spina ischiadica zitbeen: van pars lat sacralis naar tuber ischiadicum andere spina: zelfde zitbeen: naar proc transversus begin co
125
articulatio coxae
tussen caput femoris en facies lunata vh acetabulum - het a heeft een versterkt vezel-kraakbeenachtige rand, labium a, bovenop de margo- a - hierdoor wordt meer dan helft vd femurkop in uiteindelijk gewricht gewrichtskapsel - zeer ruim en ingestulpt door lig capitis ossis femoris - geen collateraalbanden - sterk bedekt door spieren, intraarticulaire injectie moeilijk uitvoerbaar
126
articulatio coxae | beweeglijkheid bij ung
vooral buigen en strekken weinig abductie, banden en adductorspieren zware broekspieren
127
articulatio coxae | beweeglikheid bij car
grote zijwaartse beweeglijkheid, vb bij plashouding reu
128
articulatio genus
omvat 2 gewrichten -knieholte gewricht: articulatio femoro-tibialis knieschijf gewricht: articulatio femoro-patellaris
129
articulatio femoro-tibialis
bevat menisci articularis - fibreus kraakbeen - voor schokbreken en congruentie verzekeren - vorm van manderijnpaartjes * abaxiale rand is convex en dikker * axiale rand is concaaf en dunner
130
articulatio femoro-tibialis | gewrichtskapsel
zeer wijd fibrosa hecht aan de femur, tibia en de zijranden vd menisci synovia bouwt 2 synoviaalzakken uit: -med -lat gekenmerkt door 2 uitbochtingen * een naar distaal omhult pees vd MEDPeldLo * een naar lat omgeeft pees v m popliteus - beide synoviaalzakken zijn bij * ca bijna altijd * bo meestal * eq nooit verbonden - elke zak wordtt door een meniscus in een prox en een distaal deel verdeeld - ca strekken deze zakken zich ook uit rond de gewrichtjes vd vesaliusbeentjes
131
articulatio femoro-patellaris
gewrichtskapsel prox onder de m quadriceps femoris tussen trochlea femoris en patella - geeft blindzakken naar lat en med die distaal tot aan het femoro-tibiaal gewrichtskapsel reiken corpus adiposum infrapatellare rond het gewrichtskapsel
132
sv tibio -patellaire banden
bo en eq lig patellae lat, intermed et med andere lig patellae
133
corpus adiposus genus
tussen gewrichtskapsel en rechte band | bij bo: med en middenste rechte band
134
bursa infrapatellare
tussen kapsel en de middenste rechte band, prox van diens insertie op de tibia
135
speciaal voor eq
corpus adiposus genus, algemeen bursa infrapatellare omvat: - prox slijmbeurs vd middenste rechte knieschijfband * tussen het gewrichtskapsel en het middenste rechte band vlak onder de oorsprong daaran, tegen de patella aan - distale slijmbeurs vd middenste rechte knieschijf * tussen kapsel en middenste rechte band, prox van diens insertie op de tibia
136
sv articulatio tibio-fibularis prox
ru synostose andere dieren: - zeer zwak gewrichtje, waarvan het gewrichtskapsel verbonden is met de lat gewrichtzak vd articulatio femorotibiale - capitulum fibulae is met 2 lig verbonden met de tibia namelijk ligg capitis fibular cran et caud
137
sv articulatio tibio-fibularis distalis
eq: komt nier voor -> opgenomen in de distale epifyse vd tibia car su en ru: - zeer zwak gewricht, kapsel gevormd wordt door een uitbochting vh talocruraal gewricht - naast de sterke verbinding met calcaneus, os tarsale 5 en de lat metatarsus door lat zijdelingse banden is er lat een lig tibio-fibulare cran et caud
138
gewrichtskapsel v articulatio tarsi
fibrosa strekt zich over de ganse tarsus uit, zowel plantair als dorsaal is de fibrosa verdikt plantair is er een longitudinale uitholling, canalis tarsi -verlopen de pees vd m flexor hallucis longis, de plantaire takken vd a en v saphena en de med en lat plantaire digitaalzenuwen serosa hecht vast op de uiteinden vd gewrichtkraakbeenvlakken en vormt enkele afgesloten synoviaalzakken - talocruraal, meest wijd meest prox - prox intertarsaal - dist intertarsaal - tarsometatarsaal
139
katrolgewricht
verend scharniergewricht, gecormd door d trochlea tali prox, de cochlea tibiae en het distale einde vd fibula of van os malleolare, deze laatste structuur articuleert, behalve bij het eq ook met het hielbeen
140
gewrichtskapsel katrolgewricht
zeer ruim en heeft bij eq een dorsale en 2 plantaire uitbochtingen - dorsale uitbochting ligt prox vd spatpees med eindpees m tibialis anterior - plantaire uitzakkingen zijn proximoplantair vd beide malleoli te voelen
141
articulatio intertarsea proximalia
verbindt het katrolgewricht en het hielbeen met het os tarsi centrale en met het os tarsale quartum bij su en ru rolgewricht gevormd tussen talus en intertarsaalrij car beweeglijk verbinding tussen talus en calcaneus eq juist strakke intertarsaalgewrichten
142
articulatio centrodistalis
bestaat niet de ganse breedte vd tarsus vermits het os tarsale quartale vanaf de metaarsale rij tot aan de calcaneus reikt zitten de distale verbindingen tussen os tarsi cenrale en de metatarsale rij het kapsel omsluit deze verbindingen in dit zeer strakke gewricht
143
articulatio tarsi-metatarsea
zeer zwak gewricht | vormt de verbinding tussen de distale zijde vd metatarsale rij en de metatarsus
144
aticulariones intra- et interordinarii
tussen naburige beentjes vean een bepaalde rij of tussen 2 beentjes van 2 opeenvolgende rijen hebben geen eigen gewrichtskapsel ze hebben wel aparte bandjes, kore sprongbanden