Adjectif: twee vormen. (Trimester 1) Flashcards

1
Q

Geef de verschillende betekenissen.
1. mon ancienne maison
2. une maison ancienne

A
  1. mijn ouderlijk huis
  2. een oud huis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef de verschillende betekenissen.
1. un homme d’un certain âge
2. j’en suis certain

A
  1. een man van een zekere leeftijd
  2. ik ben er zeker van
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef de verschillende betekenissen.
1. cher ami
2. un livre cher

A
  1. lieve vriend
  2. een duur boek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef de verschillende betekenissen.
1. la dernière semaine
2. la semaine dernière

A
  1. de laatste week van de maand
  2. vorige week (laatst gepasseerd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef de verschillende betekenissen.
1. une drôle d’histoire
2. une histoire drôle

A
  1. een raar verhaal
  2. een grappig verhaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef de verschillende betekenissen.
1. un grand homme
2. un homme grand

A
  1. een belangrijke man (in de geschiedenis)
  2. een grote man
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de verschillende betekenissen.
1. le pauvre homme
2. un homme pauvre

A
  1. een meelijwekkende man
  2. een arme man
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef de verschillende betekenissen.
1. la prochaine fois
2. la semaine prochaine

A
  1. de volgende (in de reeks van keuzes)
  2. de volgende week (nauwkeurig)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef de verschillende betekenissen.
1. ma propre chambre
2. ma chambre propre

A
  1. mijn eigen kamer
  2. mijn propere kamer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef de verschillende betekenissen.
1. une pure formalité
2. l’air pur

A
  1. een pure waarheid
  2. pure lucht (verse lucht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef de verschillende betekenissen.
1. la seule fois
2. il est seul

A
  1. de enige keer
  2. hij is alleen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef de verschillende betekenissen.
1. c’est un vrai problème
2. c’est une histoire vraie

A
  1. het is een belangrijk probleem
  2. het is een waargebeurd verhaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly