afkortingen Flashcards
(10 cards)
1
Q
Blz.
A
Bladzijde -> pagina
2
Q
CA.
A
Circa -> ongeveer
3
Q
d.m.v.
A
Door middle van -> door
4
Q
i.t.t.
A
In tegensteling tot -> niet zoals
5
Q
i.v.m.
A
In verband met -> vanwege
6
Q
m.a.w.
A
Met andere worden -> anders gezegd
7
Q
m.b.v.
A
Met behulp van -> geholpen door
8
Q
o.a.
A
Onder andere -> waaronder
9
Q
z.s.m.
A
Zo spoedig mogelijk -> zo snel je/ u kunt
10
Q
zgn.
A
zogenamed(e) -> met die naam