hf1 Flashcards
(15 cards)
1
Q
Beschouwen
A
Beoordelen
2
Q
Constateren
A
Vastellen
3
Q
Noteren
A
Opschrijven
4
Q
Onderscheiden
A
Zien
5
Q
Ondervinden
A
Merken
6
Q
Toepassen
A
Gebruiken
7
Q
Trachten
A
Proberen
8
Q
Variëren
A
Lopen uiteen
9
Q
Vermelden
A
Zeggen
10
Q
Vermijnen
A
Ontwijken
11
Q
Veronderstellen
A
Gaan ervan uit
12
Q
Veroorzaken
A
Zijn de oorzaak van
13
Q
Vervaardigen
A
Maken
14
Q
Waarderen
A
Leuk vinden
15
Q
Zich bevinden
A
Zijn