AFP 9 Pathologie perifere zenuwen Flashcards

(30 cards)

1
Q

Onvolledige verlamming van spieren, wel een beetje impuls

A

Parese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Volledige verlamming van spieren

A

Paralyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Halfzijdige verlamming van spieren / één lichaamshelft

A

Hemiparese/ hemiplegie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Alleen benen zijn aangedaan

A

Paraparese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zowel armen als benen zijn aangedaan

A

Tetraparese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Spierspanning

A

Tonus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hypertonie

A

Abnormale toename spierspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hypotonie

A

Abnormale afname spierspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Onwillekeurige samentrekking, kan variëren in intensiteit, duur en frequentie

A

Spasme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Constante of aanhoudende stijfheid = verhoogde spierspanning, die gepaard gaan met een verlies van flexibiliteit.

A

Rigiditeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verminderde gevoeligheid voor aanraking of andere sensorische stimuli

A

Hypesthesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Volledig verlies van sensatie in een bepaald gebied

A

Anesthesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geen pijn, maar verminderde gevoeligheid

A

Analgesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Abnormale sensaties of gevoelens, zoals tintelingen, prikkelingen, branderigheid of gevoelloosheid

A

Paresthesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verminderde bewegingsactiviteit of verminderde motorische responsiviteit

A

Hypokinesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Langzame beweging. Het verwijst naar een vertraging in de snelheid van beweging.

17
Q

Een abnormale toename van de bewegingsactiviteit, onvrijwillige beweging, abnormale beweging

18
Q

Hypotone / slappe verlamming

A

Bij aantasting van de perifere zenuw naar de spier
Gevolg: atrofie van spieren, spieren kunnen niet samentrekken

19
Q

Hypertone/ spastische verlamming

A

Bij beschadiging van hersenen en/ of ruggenmerg (dus in het CZS)

Dwangstand van een gewricht

20
Q

Gevolg laesie in het centrale zenuwstelsel

A

Geen herstel meer mogelijk en afwachten of er nog functie terug komt

21
Q

Gevolg laesie perifeer

A

Chirurgische ingreep om uiteinden weer met elkaar te verbinden, deels (spontaan) herstel is mogelijk. (groei van axon 1mm/dag)
Is er nog functie? Trainen

22
Q

Benoem de oorzaken van pijn

A
  1. Prikkeling of beschadiging van dunne vrije uiteinden van sensorische neuronen (nociceptoren)
  2. Heftige prikkeling van andere sensoren: mechano, thermo, chemosensoren
  3. Weefselbeschadiging leidt tot vrijkomen van stoffen uit cellen (prostaglandine/histamine). Die stoffen prikkelen de zenuwen
23
Q

Scherpe pijn door zuurstoftekort, heet ook wel vasculaire pijn (hartinfarct)

A

Ischemische pijn

24
Q

Hevige krampende pijn door samentrekking van glad spierweefsel om een hol orgaan (nier of galstenen)

Peristaltiek krijgt het niet weg

25
Branderige pijn door beknelling of beschadiging van een zenuw (aangezichtspijn, na een infectie met gordelroos)
Neuropathische pijn
26
Wortelpijn, uitstralende pijn door beknelling of beschadiging van een zenuwwortel (hernia)
Radiculaire pijn
27
Pijn na een amputatie, pijn door prikkeling van zenuwuiteinden in de 'stomp' na amputatie
Fantoompijn
28
Pijn uit een inwendig orgaan geprojecteerd op het huidgebied passend bij het ruggenmergsegment waar de pijn binnenkomt (pijn in L schouder bij hartinfarct). Hersenen kunnen geen onderscheid maken
Reffered pain = referentiepijn
29
Welke reacties op pijn zijn er?
1. Terugtrekreflex = gaat via het ruggenmerg 2. Autonome reacties = ademhaling, bloeddruk 3. Bewustwording van pijn = in hersenschors, emoties bij pijn (limbisch systeem)
30