Afwijkingen Flashcards

(57 cards)

1
Q

stoothoornen

A

staan teveel naar boven en naar voor en dus gevaarlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

slofhoornen

A

teveel naar beneden gericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

houten tong

A

verdikt en verhard wegens een schimmelinfectie, meestal niet te genezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gladde tong

A

een erfelijk gebreik waarbij te kleine en schaarse aanwezigheid verhoornde tongpapillen
> bemoeilijkt het grazen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

melksleuf of gespleten schoft

A

melktypisch

te weinig gespierdheid tussen de schouderbladen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hazenleger

A

deuk achter de bovenste hoek van het schouderblad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zadelrug

A

soms door te snelle jeugdgroei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

karperrug

A

bij dikbillen samengaand met afhangend kruis en bijna inherent aan het type
> bij melkkoeien wijst het meer op achterbeenletsels en dus slijtage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

opgetrokken buik

A

navelstreek is iets minder ontwikkeld en de schaamstreek is duidelijk onvoldoende ontwikkeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hangbuik

A

hangt diep door n is onvoldoende breed,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

trommelzucht

A

pensovervulling

door gasophoping sterk opgezette linkerflank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

heupigheid

A

wanneer de heupbeenuitsteeksels sterk uitsteken

teken van grofheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

spits kruis

A

versmalt te snel thv de dijbeenderen en de zitbeenderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dakvormig kruis

A

te smal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

koekoeksgaten

A

beiderzijds van staart een holte tussen zitbeenkbobbels kruis en staartinplanting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hellend kruis

A

te weinig ruimte voor de uier

leidt gemakkelijk tot ongewenste standen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

varkenskruis

A

helt sterk af en is ook te smal tussen de zitbeenderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

rond kruis

A

is smal vooraan en achteraan en breder in het midder met daarop een goede gespierdheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wilduier

A

klein, weinig klierweefsel, meestal lange grove haren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

vet- of vleesuier

A

groot genoeg, maar de uier is te ver of bevat te veel bindweefsel
tgv langdurige uierontsteking; de hoeveelheid klierweefsel is dus te beperkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

spitse uier

A

hangt laag door maar is te kort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hanguier

A

goed ontwikkelde uier die echter te diep doorhangt wegens verzwakkingen van de ophangbanden,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

scheve uier

A

1 kwartier geeft minder melk dan het overeenkomstige kwartier door ontsteking of enig ander letsel

24
Q

onkant uier

A

1 kwartier geeft helemaal geen melk

25
buikuier
de voorkwartieren zijn meer ontwikkeld dan de achterst
26
schenkeluier
de voorkwartieren zijn duidelijk veel minder ontwikkeld dan de achterkwartieren
27
geitenuier
een extreme schenkeluier met in veel gevallen te grote tepels
28
gespleten uier
de begrenzing van ieder kwartier is duidelijk te zien en tussen d 2 uierhelften ligt in de lengte een groef
29
taaimelkse koeien
te lage melksnelheid | gevoeliger voor uierontsteking
30
te hoge melkbaarheid
tepelopening is niet goed afgesloten | > melk lekt > gevaar op mastitis
31
driespeen, tweespeen
1 of 2 tepels laten geen melk door | aangeboren of dichtgroeien na verwonding of knobbeltje bindweefsel
32
bijtepels
1 of 2 kleine tepels achter de vier normale
33
vleestepels
lange en dikke tepels die de tepelhuiders te vel vullen zodat de melking niet vlot verloopt
34
potloodtepels
lange en dunne tepels die de tepelhouder onvoldoende vullen zodat lucht in de tepelhouder kan binnendringen en deze afvalt
35
bolvormige tepl
kort en dik | moeilijk melkbaar
36
flevormige tepel of windtepel
lang en slap, met een smallere basis
37
geitenspeen
normale lengte maar sterk vergrote basis
38
versmolten tepels
2 tepels ontstaan uit een gemeenschappelijke basis
39
steekspeen
naar buiten en/of naar voor gericht
40
tepelrozet
door te lang blindmelken wordt het endotheel van de tepelkanaaluiteinde naar buiten gezogen kan wratweefsel rond slotgat ontstaan
41
cryptorchidie en monorchidie
onuitgezakte teelballen
42
onderontwikkelde teelballen
regemaatig te zient
43
pneumovagina
wegens een scheur is de vulva niet meer gesloten en kan lucht binnendringen
44
prolapsus vaginae
een deel van de bovenste vaginawand is uitgezakt en komt naar buiten verergerd bij iedere dracht en leidt tot vervroegde afvoer
45
doorlopend verlies
wit, niet doorschijnend slijm, of erger, etter wegens ontsteking in de diepere geboortenwegen
46
pantoffelklauwen
breed en lang | zowel binnen als buitenklauw zijn te groot
47
kruisklauwen of schaarklauwen
de binnen- en buitenklauwtoppen groeien over elkaar heen
48
snavelklauwen
het teengedeelte is naar boven gedraaid
49
posthoornklauwen of rolklauwen
de erge vorm van snavelklauwen
50
kurkentrekkerklauw
de buitenste klauw van het achterbeen!!!! is sterk vervormd door een torsie van de zachtere binnenwand naar onder en van de zool naar buiten. er kan een diepe bloeding optreden die besmet kan worden (blein of zoolzweer0 waarbij de etter een uitweg zoekt
51
spreiklauwen
de 2 klauwen staan te ver uiteen | treden gemakkelijk kwetsuren en infecties tussen de tussenklauwspleten op
52
varkensklauwn
lang en smal met lage hielen
53
bokkenklauwen
kort en steil met een smalle zool en een verhoogde hiel
54
stalklauwen of volvoetigheid
overdreven veel hoorn op de zoolvlakte | vaak bij stalstaande dieren
55
tyloma of tussenklauwwoekering
huid tussen de 2 klauwen is verdikt
56
slechte hoornkwaliteit
brokkelig, scheuren enzo
57
kniezwam
een woekering van het bindweefsel aan de voorzijde van de knie na herhaalde kneuzind