ak Flashcards

1
Q

moesson

A

wind die elke half jaar van richting verwisseld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

moessonklimaat

A

Tropisch klimaat met een kort droog seizoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

stuwingsregen

A

neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

El Nino

A

het verschijnsel dat het zeewater in het midden en het oosten van de Grote Oceaan extra sterk opwarmt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waterdamp

A

verdampt water in de lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hooggedrukgebied

A

gebied met een teveel aan lucht waar lucht wegstroomt over het aardoppervlak en wordt aangevuld met dalende lucht van boven, heet ook maximum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

subtropisch maximum

A

hogedrukgebied bij 30 graden breedte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hooggebergteklimaat

A

koud en nat klimaat, de temperatuur in de zomer is gemiddeld lager dan 10 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zeeklimaat

A

klimaat met een matigende invloed van de zee op de temperatuur, hele jaar neerslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

mediterraan klimaat

A

klimaat met hete, droge zomers en vochtige, zachte winters. heet ook middellands zeeklimaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

modderstroom

A

kolkende, modderige brij die met een hoge snelheid van een helling afkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

lagedrukgebied/ depressies

A

gebied met een tekort aan lucht waar lucht toestroomt over het aardoppervlak en gaat stijgen: wolken en neerslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aquifer

A

waterdragende laag in de ondergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

tornado

A

zeer krachtige wervelwind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

front

A

grensgebied tussen twee luchtsoorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

luchtsoort

A

grote hoeveelheid lucht met een bepaalde temperatuur en vochtigheid

16
Q

oud gebergte

A

gebergte met afgeronde toppen en ondiepe dalen

17
Q

middelgebergte

A

gebied waar de meeste bergtoppen tussen de 500 en 1500 m hoog zijn

18
Q

jong gebergte

A

gebergte met hoge toppen, scherpe bergkammen en diepe dalen

19
Q

hooggebergte

A

gebied met bergen die hoger zijn dan 1500 m

20
Q

extensieve veeteelt

A

veeteelt met weinig vee per hectare

20
Q

laagvlakte

A

gebied zonder hoogteverschillen dat lager ligt dan 500 m

21
Q

steppeklimaat

A

droog klimaat met 250 - 500 mm neerslag per jaar

22
Q

woestijnklimaat

A

droog klimaat waarbij in een jaar minder dan 250 mm regen valt

23
hoogvlakten
vlak of zachtgolvend gebied dat meer dan 500 m hoog ligt
24
regenschaduw
de lijzijde van een berg, waar de dalende en warme lucht weinig of geen neerslag brengt
25
stuwingsregen
neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte
25
aflandige wind
wind vanaf land
26
lijzijde
de kant van de berg waar weinig of geen neerslag valt
27
loefzijde
de windkant van een gebergte met veel neerslag
28
landklimaat
klimaat met de koudste maand een gemiddeld dagtemperatuur lager dan -3 en in de warmste maand hoger dan 10 graden
28
Middellandse zeeklimaat
zeeklimaat met hete, droge zomers en vochtige, zachte winters.
29
aanlandige wind
wind vanaf zee
30
jaaramplitude
het verschil tussen de gemiddelde temperatuur in de warmste en de koudste maand van het jaar