al de rest Flashcards

1
Q

regel van aanvullend recht

A

op onvoldoende uitwerking van andere regel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

regel van derogerend recht

A

stelt wettelijke bepalingen buiten werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

IPR

A

belgisch INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT -> verwijzingsregels (regels om te weten welk rechtsstelsel in welk conflict)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

inter partes

A

wet geldt enkel tussen partijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

res inter alios canta

A

wet laat de rechten van derden onverkort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

preconstituante

A

parlement ontbindt BIJ VERKLARING grondwetswijziging (dus niet bij de effectieve wijziging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

constituante

A

parlement samengesteld op grond van verkiezingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

quasi-constitutionele wetten

A

bijzonderemeerderheidswetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

quasi-constitutionele wetten

A

bijzonderemeerderheidswetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

territoriaalbeginsel

A

de indeling in taalgebieden kan bevoegdheid van gemeenschappen en gewesten beperken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

standstill-effect

A

wetgever mag geen maatregelen treffen die een achteruitgang boeken (zonder reden van algemeen belang)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kamer van volksvertegenwoordigers

A

verkozen door volk -> rechtstreeks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

senaat

A

leden uit deelstaatparlementen -> onrechtstrees

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

senaat

A

leden uit deelstaatparlementen -> onrechtstreeks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

parlementaire onverantwoordelijkheid

A

parlementslid mag niet vervolgd worden voor zij mening of stem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

quasilegislatuurparlement

A

kamer en senaat verkozen voor vijf jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

commissie

A

wetsvoorstellen + wetsontwerpen besproken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wetsvoorstel

A

initiatief gaat uit van KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS en SENAAT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wetsontwerp

A

initiatief gaat uit van KONING (regering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

onderzoeksrecht

A

kamer heeft het recht parlementaire onderzoekscommissie op te richten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

onverenigbaarheden

A

als lid van de kamer of senaat de ambt van minister aanvaardt, dan heeft hij geen zitting meer in de senaat of kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

koning is politiek onbekwaam

A

onverantwoordelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

koning is onschendbaar

A

niet vatbaar voor rechtsgeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

civiele lijst

A

totaal financiële middelen van de koning om zijn functie uit te oefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
federale regering
eerste minister, ministers, staatssecretaris (maakt deel uit van ministerraad), ministerraad, regering en kroonraad
25
federale regering heeft politieke verantwoordelijkheid tegenover kamer van volksvertegenwoordigers
regering moet over meerderheid van de kamer beschikken om aan de macht te blijven
26
grondwettelijk hof
waakhond over de wetgevende macht (koning, kamer van volksvertegenwoordigers en senaat)
27
raad van state
waakhond over uitvoerende macht
28
afdeling bestuurdersrechtspraak (raad van state)
hoogste administratief rechtscollege van België bevoegdheden: - arresten - schorsing - vernietiging - akten en reglementen van de uitvoerende macht
29
impliciete bevoegdheden
onder bepaalde voorwaarden de bevoegdheid van de federale overheid betreden
30
residuaire bevoegdheden
alle bevoegdheden die de gemeenschappen en gewesten niet hebben
31
kracht van wet beginsel
nevenschikking: federale staat en gewesten staan naast elkaar
32
exclusiviteitsbeginsel
bevoegdheid van de ene overheid sluit die van de andere uit
33
territorialiteitsbeginsel
enkel bevoegd op eigen grondgebied
34
volkomen rechtspersoonlijkheid
beperkte aansprakelijkheid
35
onvolkomen rechtspersoonlijkheid
onbeperkte aansprakelijkheid
36
publiekrecht
politieke rechtspersonen en openbare instellingen
37
privaatrecht
vennootschappen en verenigingen met rechtspersoonlijkheid
38
rechtsobjecten
goederen of voorwerpen waarover rechten en verplichtingen kunnen bestaan
39
goed
voor verkrijging vatbaar en tot het bevredigen van een behoefte
40
product
lichamelijk goed dat is gemaakt voor consumptie
41
dienst
prestaties met economisch nut
42
subjectieve vermogensleer
klassieke leer
43
objectieve vermogensleer
niet de persoon, maar hete doel/bestemming staat centraal
44
vermogensrechten
rechten en verplichtingen die in geld waardeerbaar zijn (niet aan persoon gebonden)
45
zakelijke rechten
bepaalde zaak tot voorwerp, zaak is het object van het recht (bv. eigendomsrecht)
46
vorderingsrechten
= persoonlijke rechten = rechten die titularis de bevoegdheid geven om een prestatie van een andere persoon te vorderen (geven, doen of laten) -> een betrekkelijk recht: geldt enkel tussen partijen (bv. vergoeding van schade, contract sluiten met iemand)
47
intellectuele rechten
op een creatie van de mens (bv. patent, octrooibescherming,...)
48
politieke subjectieve rechten
tussen burger en staat
49
burgerlijke subjectieve rechten
persoonlijkheidsrechten (verbonden aan persoonlijkheid) en vermogensrechten (in geld waardeerbaar)
50
rechtsbekwaamheid = genotsbekwaamheid
HEBBEN van rechten en plichten
51
handelingsbekwaamheid
UITOEFENEN van rechten en plichten
52
rechtsfeiten
gebeurtenissen die subjectieve rechten doen ontstaan zonder bewust oogmerk op rechtsgevolgen (gebeurtenissen waaraan met rechtsgevolgen vastknoopt)
53
rechtshandelingen
bewust gesteld om rechtsgevolgen te veroorzaken - door overheid: eenzijdig of meerzijdig - in privaatrecht: eenzijdig of meerzijdig
54
verkrijgende verjaring
bezit omzetten in eigendom (duurt langer bij onroerende goederen dan bij roerende goederen) - goeder trouw: 10 jaar - kwader trouw: 30 jaar - roerend goed in goeder trouw: direct - verloren goed: 3 jaar
55
bevrijdende verjaring
schuldenaar bevrijden van zijn verplichtingen - zakelijke vordering: 30 jaar - persoonlijke rechtsvordering: uit overeenkomst (10 jaar) en uit onrechtmatige daad (5 tot 20 jaar) - korte verjaring: 1 tot 5 jaar
56
stuiting
lopende verjaring afbreken
57
schorsing
verjaring tijdelijk stilzetten
58
vervaltermijnen
vaste termijnen waarbinnen partijen een bepaalde handeling kan verrichten GEEN VERJARINGSTERMIJN => kunnen NIET GESCHORST OF GESTUIT worden (vb. nietigheid van het huwelijk, herroeping van een schenking)
59
verjaring misdaden
10 jaar
60
verjaring wanbedrijven
5 jaar
61
verjaring overtredingen
6 maanden
62
verjaring criminele straf
20 jaar
63
verjaring correctionele straf
5 jaar
64
verjaring politiestraf
1 jaar
65
handhavingsrecht
= formeel recht = procesrecht
66
burgerlijk procesrecht
formeel privaatrecht = privaatrechtelijk procesrecht = gerechtelijke privaatrecht
67
verbod op eigenrichting
een persoon mag niet inwerken op rechtssfeer van een ander om zijn aanspraken geldend te maken
68
formeel strafrecht
strafrechtspleging
69
formeel publiekrecht
publiekrechtelijk procesrecht = geschillen van bestuur optreden van overheid
70
formeel tuchtrecht
tuchtrechtelijk procesrecht = mbt toepassing tuchtrecht
71
fair trial
iedereen heeft recht op een eerlijk proces
72
redelijke termijn
binnen redelijke termijn een uitspraak
73
openbaarheid
rechtspraak in openbaarheid
74
dubbele aanleg
iedereen mag zijn zaak twee keer laten behandelen (hoger beroep)
75
uitputting rechtsmacht
rechter kan niet meer op de zaak terugkomen
76
vonnis
beslissing rechtbank
77
arrest
beslissing hof
78
verbod op rechtsweigering
rechter mag niet weigeren recht te spreken
79
individuele beslissing
rechter moet zelf uitspraak doen
80
geen precedentenrechtspraak
rechter mag zich niet bindend steunen op andere vonnissen of arresten (uitspraak hogere rechter is niet bindend voor lagere rechters)
81
motiveringsplicht
rechterlijke uitspraak moet met redenen omkleed zijn
82
gezag van gewijsde
wat de rechter heeft vastgesteld is de rechterlijke waarheid
83
kracht van gewijsde
geen hoger beroep of verzet meer mogelijk
84
zittende magistratuur
voor het leven benoemd (rechters)
85
staande magistratuur
tijdelijk (openbaar ministerie) oefent samen met rechters en raadsheren de rechterlijke macht uit
86
misdrijf
voor de wet strafbaar gestelde handelingen of verzuim
87
materieel element van misdrijf
= veruitwendiging = geen misdrijf zonder waarneembare gedraging
88
moreel element
= strafrechtelijke schuld = bij elk misdrijf moet een moreel element aanwezig zijn (de dader moet verwijtbaar zijn)
89
opzet onachtzaamheid schuld door wetsinbreuk
opzettelijk gedaan niet gewild maar je kon/moest het voorzien wetsinbreuk
90
dwaling
persoon is er van overtuigd dat wat hij deed niet strafbaar was
91
legaliteitsbeginsel
rechter is zeer sterk gebonden aan wet wat de toepassing van het strafrecht betreft omdat die onmiddellijke invloed heeft op de vrijheid van de burger
92
opportuniteitsbeginsel
openbaar ministerie beslist zelf of een strafbaar feit vervolgd wordt
93
non bis idem
nooit twee keer straffen voor eenzelfde misdrijf
94
opsporingsonderzoek
door openbaar ministerie (= parket) OM kan kiezen om te seponeren of te dagvaarden
95
gerechtelijk onderzoek
door onderzoeksrechter (van eerste aanleg) raadkamer beslist om buitenvervolging te stellen of om te verwijzen naar de rechtbank
96
overtredingen
politierechtbank
97
wanbedrijven
correctionele rechtbank (eerste aanleg)
98
misdaad
hof van assisen
99
verzachtende omstandigheden
hof van assisen -> correctionele rechtbank
100
dispositief karakter
enkel de partijen dragen risico
101
tegenspraak
recht van verdediging
102
schriftelijk karakter
geen uitspraak rechter voor de partijen hun stellingen schriftelijk formuleren
103
geen verplichte procesvertegenwoordiging
men is niet verplicht te worden bijgestaan
104
gemeen procesrecht
gerechtelijk wetboek is gemeen procesrecht => op alle rechtsplegingen van toepassing
105
gelijkheid
gelijke behandeling van partijen (niet bij materieel recht -> geeft voordeel aan bepaalde partijen)
106
eenheid van rechtspleging
alle procedures verlopen identiek
107
a posteriori
rechter komt pas tussen nadat het geschil ontstaan is
108
gentlemen's agreement
bij overeenkomst de tussenkomst van de rechter uitsluiten
109
minnelijke schikking
verzoening
110
bemiddeling = mediatie
rechter stuurt partijen naar een bemiddelaar, lost conflict op
111
dadling
door wederzijdse toegeving
112
arbitrage
geen tussenkomst rechter, deskundigen van de bepaalde sector waarover het conflict gaat doen uitspraak
113
dagvaarding
schriftelijke handeling
114
honorarium advocaat
degene die de advocaat aanstelt moet hem betalen
115
tussengeschil
verwikkeling in de procedure
116
gevolgen huwelijk tov goederen
- vrije inzet diensten - vrije ontvangst inkomen - vrije bankverrichtingen - hoofdelijkheid voor huishoudelijke schulden - bescherming gezinswoning - vertegenwoordiging
117
wettelijke samenwoning
gezamelijke instemming, twee personen, geen huwelijk, handelingsbekwaam
118
feitelijke samenwoning
niet gereglementeerd
119
schenking: voorschot op erfdeel
wordt van de totale erfenis afgetrokken zodat iedereen uiteindelijk hetzelfde bedrag heeft gekregen
120
schenking: buiten erfdeel
bovenop de erfenis
121
abstract reserve
langstlevende echtgenoot krijgt vruchtgebruik op de helft van het vermogen
122
concrete reserve
langstlevende echtgenoot krijgt vruchtgebruik op gezinswoning
123
algemeen legaat
wilsbeschikking voor een of meer personen over algemeenheid van goederen
124
legaat onder algemene titel
abstracte gedeelte van goederen (bv 1/4)
125
legaat onder bijzondere titel
bepaalde goederen (bv kast, horloge,...)
126
resultaatsverbintenis
een bepaald resultaat bereiken (uitgezonderd overmacht)
127
garantieverbintenis
bepaald resultaat bereiken (geen overmacht)
128
inspanningsverbintenis
moet alle redelijke inspanningen verrichten om de door hem beloofde prestatie te vervullen
129
natuurlijke verbintenis
geldige verbintenis die niet gerechtelijk kan worden afgedwongen
130
fraus omnia corrumpit
bedrog verbreekt alles
131
opschortende voorwaarde
opeisbaarheid verbintenis hangt af van het vervullen van de voorwaarde voorwaarde vervult => verbintenis opeisbaar voorwaarde niet vervult => verbintenis teniet
132
ontbindende voorwaarde
wanneer de voorwaarde vervuld wordt gaat de verbintenis teniet voor de toekomst
133
postetatieve opschortende voorwaarde
de vervulling hangt louter af van de wil van degene die zich verbindt
134
opschortende tijdsbepaling
verbintenis pas opeisbaar bij het verstrijken van de termijn
135
uitdovende tijdsbepaling
verbintenis eindigt bij het verstrijken van de termijn
136
cumulatieve gebeurtenis
als de ene prestatie onmogelijk wordt blijven de andere nog steeds verschuldigd
137
alternatieve gebeurtenis
nakoming van een van de prestaties bevrijdt de schuldenaar => als een onmogelijk wordt kan hij nog altijd kiezen uit de andere prestaties
138
subsidiaire gebeurtenis
als de hoofdprestatie onmogelijk wordt moet je de subsidiaire prestatie ook niet meer doen
139
overdrager (voormalige schuldeiser)
cedent
140
overnemer (nieuwe schuldeiser)
cessionaris
141
geldschuld
geldsom die vooraf numeriek bepaald is => moratoire interest
142
waardeschuld
vergoeding van een schade waarvan het bedrag niet op voorhand numeriek is vastgesteld => compensatoire interest = vergoedende interest
143
toerekening van betalingen
schuldenaar kan kiezen welke schuld hij eerst betaald
144
subrogatie of inde plaatsstelling
als een derde een schuld heeft betaald ipv de schuldenaar, is hij bevrijd tov schuldeiser maar niet per se tov derde
145
uitvoering in natura
je moet proberen alsnog te doen wat je moest doen (je mag ook een derde betalen om het in jou plaats te doen)
146
opschortingsrecht
als schuldenaar zijn verplichtingen niet nakomt moet schuldeiser ook zijn verplichtingen niet nakomen
147
nalatigheidsrecht
schuldeiser heeft recht op vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten + nalatigheidsinteresten (vertraging vergoeden)
148
rechtstreekse vordering
derde kan in bepaalde gevallen optreden als schuldeiser tegenover een van de contracterende partijen waarmee hij zelf geen contract heeft => opbrengst vordering rechtstreeks in eigen vermogen
149
zijdelingse vordering
mogelijkheid voor de schuldeiser om alle rechten en vorderingen van zijn schuldenaar uit te oefenen in zijn naam en voor zijn rekening (enkel als het vermogen van de schuldenaar niet groot genoeg is om schuld te betalen) => opbrengst NIET rechtstreeks in vermogen
150
pauliaanse vordering
derde kan bestaan van een rechtshandeling aanvechten wegens miskenning van zijn rechten (bv. porche)
151
overeenkomsten om niet
geen tegenprestatie
152
overeenkomsten onder bezwarende titel
wel tegenprestatie
153
schuldvernieuwing
verbintenis wordt teniet gedaan en vervangen door nieuwe verbintenis
154
kwijtschelding schuld
contract waarbij schuldeiser schuldenaar bevrijdt van zijn verbintenis
155
schuldvergelijking = compensatie
wederzijdse verbintenissen doven uit ten belope van laatste bedrag/hoeveelheid (vb. vordering 50, schuld 100 => nog maar 50 verschuldigt)
156
verval wegens verdwijnen van het voorwerp
verbintenis die onmogelijk kan worden nagekomen
157
schuldvermenging
hoedanigheden van schuldenaar worden in zelfde persoon verenigd (vb michael moet geld aan zijn oom, oom overlijdt en laat alles na aan michael)
158
contract onder bezwarende titel
voor elke partij een voordeel
159
contract onder kosteloze titel
een partij krijgt voordeel de andere krijgt niks
160
vergeldend
prestaties zijn gelijkwaardig
161
kanscontract
gelijkwaardigheid van de prestaties is onzeker
162
bijzondere overeenkomst = benoemde overeenkomst
overeenkomst die de wet uitdrukkelijk noemt en waarvoor de wet bijzondere rechtsregels bevat die het algemeen contractenrecht wijzigen
163
onbenoemde overeenkomst
enkel onderworpen aan regels van het algemeen contractenrecht
164
dwaling
partij op een verschoonbare wijze verkeerde voorstellingen heeft van een element dat voor haar doorslaggevend is geweest om het contract te sluiten, terwijl wederpartij op de hoogte was dat dit doorslaggevend was
165
bedrog
partij werd misleid door kunstgrepen die haar medecontractant opzettelijk heeft aangewend
166
verschoonbaarheid
redelijk persoon in zelfde omstandigheden zou dezelfde vergissing hebben gemaakt
167
geweld
partij sluit contract onder rechtmatige dwang van haar medecontractant
168
misbruik van omstandigheden = gekwalificeerde benadeling
onevenwicht tussen prestaties als gevolg van misbruik door ene partij tov zwakke andere partij
169
veinzing = simulatie
partijen sluiten een SCHIJNCONTRACT terwijl zij door een verborgen contract (= tegenbrief) het schijncontract wijzigen of tenietdoen = GEEN GROND VAN NIETIGHEID (maar ook niet geldig)
170
onrechtmatige bedingen
elk beding waarover niet kan worden onderhandeld en dat een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van partijen
171
relatieve nietigheid
geschonden regel is van louter dwingend recht
172
absolute nietigheid
geschonden regel is van openbare orde
173
gedeeltelijke nietigverklaring
nietigheidssanctie betreft slechts gedeelte van het contract
174
terugwerkende kracht
nietigverklaring ontneemt het contract zijn gevolgen vanaf de dag waarop het gesloten is
175
imprevisie
verandering van omstandigheden
176
schadebeding
forfaitoire vergoeding of welbepaalde prestatie waarop schuldeiser recht heeft bij niet-nakoming
177
exoneratie -of bevrijdingsbeding
beperking/uitsluiting van de aansprakelijkheid van de schuldenaar bij een toekenbare niet-nakoming, geen bevrijding bij: - opzettelijke fout - fout die leven/fysieke integriteit aantast - contract uithollen
178
sterkmaking
zonder vertegenwoordigingsbevoegdheid kan iemand geen verbintenis met derde aangaan, degene die zich sterk heeft gemaakt moet schade vergoeden
179
derde beding
contract dat aan derde het recht verleend om nakoming van een prestatie te eisen
180
derde-medeplichtigheid aan de miskenning van een contractuele verbintenis
onrechtmatige daad wanneer derde deelneemt aan niet-nakoming terwijl hij wist van het bestaan van deze verbintenissen
181
oneigenlijk contract = quasi-contract
geoorloofde daad waaruit een verbintenis ontstaan ten laste van de persoon die er voordeel uit haalt zonder er recht op te hebben
182
restitutieverbintenis
wie een overschuldigde betaling heeft ontvangen is verplicht deze terug te geven
183
foutaansprakelijkheid
slachtoffer kan aanspraak maken op vergoeding voor geleden schade als dit veroorzaakt was door foutief gedrag
184
risicoaanspraklijkheid
foutloze aansprakelijkheid: dader heeft risico in het leven geroepen waardoor hij instaat voor de daaruit vloeiende schade