Algemeen onderzoek practica Flashcards

(24 cards)

1
Q

Ademhaling rund

A

10-30

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pols rund

A

50-80

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Temperatuur rund

A

38,0-39,0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ademhaling schaap

A

20-30

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pols schaap

A

70-90

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Temperatuur schaap

A

38,5-40,0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bedrijfskenmerken

A

Aantal dieren
Leeftijdssamenstelling van de koppel op het bedrijf
Overige aanwezige diersoorten
Bedrijfsvoering (aankoop nieuwe dieren, samen weiden, deelname aan tentoonstellingen oftewel open/gesloten)
Type bedrijf en SPF (vrij van bepaalde pathogenen/ziekteverwekkers)
Bedrijfshistorie kengetallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Anamnese

A

Aard, duur, verloop van de klacht in de koppel (management progamma’s, koekalenders, vruchtbaarheid- ziektekaarten, bedrijfsjournaals, behandelingsgegevens)
Groepsgedrag en variatie in ernst van de ziekte
Mortaliteit, prevalentie, mobiliteit, homestale (eten, drinken, plassen, poepen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bedrijfsinspectie

A

VAN JONG NAAR OUD
Algemene indruk
Inspectie van omgeving
Huisvesting (groepsgrootte, leeftijdsindeling, hoktype, staltype)
Voeding en water
Stalklimaat
Hygiene
Vergelijking normaal beeld
Vergelijking individuen
Selectie van typische representanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Signalement (ziektegeschiedenis)

A

Diersoort, Ras, Geslacht, Leeftijd, Kleur en aftekening, Bijzondere kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Anamnesen (ziektegeschiedenis)

A

reden van bezoek, Algemene informatie functioneren van dier, leefomstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Temperatuur kalf

A

38,5-39,5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Temperatuur kalven tot 1 jaar

A

38,5-39,5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sclera (oogwit)

A

Bij onderzoek naar sclera duw je met een hand aan de bovenkant van het hoofd en trek je met je andere hand aan het halster aan de onderkant van het hoofd. Zo kantelt hij en is de sclera te zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Conjunctiva

A

Bij onderzoek naar de conjunctiva wordt met de ene hand het halster en het onderste ooglid vastgehouden. Met de andere hand wordt met de duim onder het bovenste ooglid geduwd om zo het derde ooglid naar voren te laten komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Neusslijmvlies

A

In de neus kijken.

17
Q

Mondslijmvlies

A

Het mondslijmvlies is te bekijken door het hoofd hoog te houden (door bijvoorbeeld een touw door de bovenste ring van de box) en dan met de duim aan de zijkant van de mond de mond openmaken. En met de andere hand de tong te pakken.

18
Q

Lymfeknopen

A

Grootte, vorm, consistentie, pijnlijkheid, verplaatsbaarheid

19
Q

Lymfeknopen mandibularis

A

Met je vingers grijp je tussen het schedel van het rund naar de twee lymfeknopen (eentje links en eentje rechts). Het voelt als een klein boontje. Let op de veiligheid! Je vrije arm beschermt tegen het hoofd van het rund (door bijvoorbeeld het halster vast te houden).

20
Q

Lymfeknopen retropharyngeales

A

Met twee vlakke handen moet je van buiten naar binnen kunnen bewegen net achter de kaak. Dit doe je bovenlangs. Wanneer je vingertoppen elkaar kunnen raken dan zijn ze niet vergroot.

21
Q

Lymfeknopen cervicales superfaciales

A

Duwen vanaf de schouder naar hals met je vingers (met platte hand). Linkerhand
gebruiken bij linker boeglymfeknoop.

22
Q

Lymfeknopen subiliaci

A

Scheppende beweging bij de lies. Rechterhand gebruiken bij linker
liesplooilymfeknoop.

23
Q

Lymfeknopen mammarii

A

In de ophangband van de uier voelen. Rechterhand gebruiken bij rechter uierlymfeknoop, maar aan de linkerkant staan met je lichaam.