Algemen کلی Flashcards

(100 cards)

1
Q

Hallo

A

سلام
Hello

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Letter

A

حرف
Een woord bestaat uit letters
کامه از حروف تشکیل شده

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Woord

A

لغت
Een zin bestaat uit woorden
جمله از کلمه تشکیل شده

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zin

A

جمله
Mijn naam is Mona.
اسم من مونا است

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Getal

A

عدد
Een getal bestaat uit cijfers.
عدد از ارقام تشکیل شده

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cijfer

A

ارقام

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tellen

A

شمارش

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Getallen

A

اعداد

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoofdletter

A

حروف بزرگ
Een zin begint met een hoofdletter
جمله با حروف بزرگ شروع میشه

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

. : Punt

A

نقطه
Achter een zin staat een punt.
بعد از جمله نقطه قرار میگیرد

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Omcirkel

A

دایره

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kies

Kiezen

A

انتخاب
انتخاب کردن

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoeveel

A

چه مقدار

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Antwoord

A

جواب، پاسخ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

voorbeeld

A

مثال

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vetgedrukt

A

پر رنگ، بولد

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Onderwerp

A

فاعل
Een zin heeft een onderwerp: Mona, Sara

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Werkwoord

A

فعل
Een zin heeft altijd een werkwoord: leert, spreekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Gewone zin

A

جمله ساده

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Buiten

A

بیرون

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Binnen

A

داخل

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Boek

A

کتاب

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Televisie

A

تلویزیون

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Vraagzn

A

جمله سوالی

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Vraagteken
علامت سوال (؟)
26
Persoonlijke voirnaamwoorden
ضمیر شخصی
27
Enkelvoud
مفرد Ik, jij (u), hij, zij
28
Meervoud
جمع Wij, jullie (u), zij/ze
29
Het haar
مو Mijn haar is lang موی من بلند است
30
Laat
دیر Hij is laat
31
De klok
ساعت دیواری
32
Het kind
بچه
33
Directeur
کارگردان
34
Reis
مسافرت
35
Ijzer
آهن
36
Griep
آنفولانزا
37
Zwaar
سنگین
38
Dicht
بسته، بستن
39
Still toch!
ساکت باش
40
Schreeuwen
فریاد ، داد
41
Rijdt
برنج
42
Waslijn
بند رخت
43
Laken
ملحفه، رو تختی
44
Bal
توپ
45
Honger
گرسنه
46
Fout
اشتباه
47
Fouten
اشتباهات
48
Verbeter
تصحیح، بهبود
49
Plaatjes
تصاویر
50
Streep
خط کشیده شده یا خط زیر کلمه کشیدن De streep op het bord is krom. (خط روی تخته کج است.) De strepen op de weg zijn wit. (خطوط روی جاده سفید هستند.) خط یا نوار: مثال: Ik trek een rechte streep op het papier. (یک خط مستقیم روی کاغذ می‌کشم.) نوار لباس یا پارچه: مثال: Hij draagt een broek met een blauwe streep. (او شلواری با یک نوار آبی پوشیده است.) خط پایان (Finish line): مثال: Ze rende over de streep. (او از خط پایان عبور کرد.
51
Werkloos
بیکار Ik ben werkloos
52
Zorgeloos
بی نگرانی-راحت Ze leeft zorgeloos او بدون نگرانی زندگی میکند
53
Raadloos
بی حس -گیج Ik ben raadloos, ik weet niet wat ik moet doen من گیجم نمیداتم چکار باید بکنم
54
Grondloos
بی اساس-بدون دلیل Zijn verhaal was grondloos داستان او بی اساس بود
55
Vriendschapsloos
بی دوست-بدون دوستی Ze voelt zich vriendschapsloos او احساس میکند که دوستی ندارد
56
Glijden
سُر خوردن
57
De kraan
شیر آب
58
Perforator
پانچ
59
Krant
روزنامه
60
Troebel
کِدِر-تیره Deze wijn drink ik niet, omdat hij troebel is من این شراب را نمینوشک چون کدر است
61
Verhaal
داستان
62
Kapot
خراب De bus staat stil. Het is kapot اتوبوس ایستاده است. اون خراب است
63
Poesje
گربه Het poesje drinkt milk. گربه شیر میخورد
64
Honger
گرسنه
65
Oud
پیر Oma is oud
66
Neuken
رابطه جنسی
67
Stam
ریشه Denken…….denk ریسه یعنی فعل بدون en
68
Zonder
بدون
69
Vervoeg
صرف کردن فعل Vervoeg de werkwoorden
70
Nooit
هرگز- هیچ وقت
71
Medeklinker letters
حروف بی صدا
72
wat bedoel je?
منظورت چیه؟
73
Zelfstandige
مستقل
74
Jongen
پسر
75
Meisje
دختر
76
Het adres
آدرس
77
Het antwoord
جواب-پاسخ
78
Het feest
جشن
79
Het konijn
خرگوش
80
Kous
جوراب ساق بلند
81
Kop
سر
82
Loonsverhoging
افزایش حقوق یا بالا رفتن حقوق Ik ga mijn baas vragen om een loosverhoging میخواهم از رئیس خود درخواست افزایش حقوق کنم
83
Loonsverhogingsgesprek
گفتگو افزایش حقوق
84
Automatische loonsverhoging
افزایش حقوق خودکار
85
Bot
استخوان
86
Hoed
کلاه
87
Het café
کافه
88
Het jasje
ژاکت
89
Het varken
خوک
90
De bakker
نانوا
91
De bezem
جارو
92
De paraplu
چتر
93
Het glas
لیوان
94
Het schip
کشتی
95
Ton
بشکه
96
Wiskundige
ریاضی
97
Symbolen
نماد ها، علائم
98
blessure
جراحت/ آسیب
99
snel kloppen
تند زدن برای قلب کاربرد دارد Als ik bang ben, klopt mijn hart heel snel. (آلس ایک بَنگ بِن، کْلُپت مَین هَرت هِیل سْنِل) وقتی می‌ترسم، قلبم خیلی سریع می‌زند Zijn hart klopte onregelmatig. (زَین هَرت کْلُپتِه اُنت‌رخِل‌مَتِخ) قلب او نامنظم می‌زد Mijn hart begon sneller te kloppen toen ik haar zag. (مَین هَرت بِخُن سْنِلِر تِ کْلُپِن تْون ایک هار زَخ) وقتی او را دیدم، قلبم سریع‌تر شروع به زدن کرد Mijn hart klopt snel van opwinding. (مَین هَرت کْلُپت سْنِل فان اُپ‌وَیندِن) قلبم از هیجان تند می‌زند
100
opwinding
هیجان Mijn hart klopt snel van opwinding. (مَین هَرت کْلُپت سْنِل فان اُپ‌وَیندِن) قلبم از هیجان تند می‌زند