Algemene begrippen naast workshops Flashcards

(28 cards)

1
Q

Wat is een CVA? (Begrip)

A

Cerebro Vasculair Accident, een ongeluk in de bloedvaten van de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er bij een i-CVA?

A

Een i-CVA is ischemisch (niet - bloedig). Dit komt door trombose of een embolie. Hierbij slibben de bloedvaten dicht of is er een verstopping.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe wordt een i-CVA behandeld?

A

Door bloedverdunners via een infuus in te brengen (Trombolyse).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt een CVA behandeld?

A

Door af te wachten en te bewaken of door middel van coilen of clippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is Coilen?

A

Een kathether plaatsen in het aneurysma om te voorkomen dat hij opnieuw gaat bloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is clippen?

A

Een klem op het aneurysma zetten of wrappen met katoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een hemorragisch CVA?

A

Een bloeding Cerebro vasculair accident.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe heet het afsterven van de hersencellen?

A

Necrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de oorzaken van een CVA?

A

Van alles:

Hoge bloeddk, Cholesterol, Diabetes, Overgewicht, Onvoldoende beweging, Roken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe herken je een CVA?

A

Mond, Spraak, Arm -> Beroertealarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is trombose?

A

Een dichtgeslibte ader, Carotis Stenose door slagaderverkalking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een embolie?

A

Een bloedstolsel, ontstaan door atriumfibrilleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke slagaders zorgen voor de doorbloeding van de hersenen?

A

Arteria Cerebri Anterior (Voor)
Arteria Cerebri Media (Middelste)
Arteria Cerebri Posterior (Achterste)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het gebied van Broca?

A

Het motorisch spraakcentrum (Vooral Productie), bij afasie van Broca krijg je moeite met de spontane spraak (ook nazeggen), meer stotteren en woordvindingsproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het gebied van Wernicke?

A

Het sensorisch spraakcentrum, zorgt voor vloeiende spraak die nergens op slaat. (Vooral begrip)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een TIA

A

Transient ischemic attack, een korte verstopping in de hersenen (iCVA als de klachten niet met 24 uur weg zijn)

17
Q

Wat is een RIND

A

Reversible ischemic neurological deficit, een korte verstopping in de hersenen (iCVA als de klachten niet tussen de 24u-3Weken weggaan)

18
Q

Wat is spraakapraxie

A

Bij spraakapraxie hebben mensen moeite met het doelgerichte spreken. ze haperen veel en hebben moeite met het zoeken naar de juiste plek van articulatie. Komt door hersenletsel.

19
Q

Wat is Dysartrie

A

Dysartrie is moeilijk kunnen articuleren, komt ook door hersenletsel zoals een cva. Hierdoor spreken mensen vaak onverstaanbaar / moeilijk.

20
Q

Wat is het verschil tussen afasie en dysartie?

A

Bij Afasie wordt de gedachte niet goed omgezet in taal, Bij dysartrie worden ze wel goed geformuleerd maar niet goed en duidelijk uitgesproken.

21
Q

Wat zijn de taalmodaliteiten

A

Auditief taalbegrip
Mondelinge taalproductie
Visueel begrip
Schriftelijke taalproductie

22
Q

Wat is de geriatrische revalidatie

A

Belastbaarheid is aangetast, mensen kunnen hier niet goed herstellen

23
Q

Anomie

A

Moeilijkheden met Woordvinding

24
Q

Agrammatisme - Paragrammatisme

A

Moeilijkheden met het construeren van syntactisch goede zinnen

25
Alexie
Moeilijkheden met begrijpen van geschreven woorden en zinnen
26
Agrafie
Moeilijkheden met schrijven van woorden en zinnen
27
Aandachtsstoornis
Moeilijkheden met aandacht geven aan auditief-verbale informatie
28
Auditieve comprehensiestoornis
Moeilijkheden met het begrijpen van gesproken woorden en zinnen