alle voc frans --> nederlands Flashcards
(60 cards)
1
Q
carré
A
vierkant
2
Q
rectangulaire
A
rechthoekig
3
Q
triangulaire
A
driehoekig
4
Q
rond
A
rond
5
Q
ovale
A
ovaal
6
Q
conique
A
kegelvormig
7
Q
pluriforme
A
meervormig
8
Q
multiforme
A
meervormig
9
Q
en métal
A
metaal
10
Q
en acier
A
staal
11
Q
en fer
A
ijzer
12
Q
en bois
A
hout
13
Q
en cuir
A
leder
14
Q
en carton
A
karton
15
Q
en papier
A
papier
16
Q
en plastique
A
pastiek
17
Q
en verre
A
glas
18
Q
en béton
A
beton
19
Q
en pierre
A
steen
20
Q
en tissu
A
stof
21
Q
large
A
breed
22
Q
long(ue)
A
lang
23
Q
un centimètre
A
centimeter
24
Q
un mètre
A
meter
25
l'appareil électroménager
elektrisch huishoudtoestel
26
le chargeur
de lader
27
le conseil
de raad
28
le covoiturage
het carpoolen
29
les déchets
het afval
30
'environnement
het milieu
31
le gaspillage
de verspilling
32
le gaz d'échappement
het uitlaatgas
33
l'interrupteur
de schakelaar
34
le panneau solaire
het zonnepaneel
35
le pollueur
de vervuiler
36
le recyclage
het recycleren
37
le transports en commun
het openbaar vervoer
38
le tri
het sorteren
39
la commune
de gemeente
40
la conclusion
het besluit
41
la consommation
het verbruik
42
la pollution
de vervuiling
43
la proposition
het voorstel
44
améliorer
verbeteren
45
consommer
verbruiken
46
débrancher
uit het stopcontact halen
47
économiser
besparen
48
éteindre
uitschakelen
49
s'inscrire à
zich inschrijven iin
50
laisser en veille
standby laten
51
(se) répandre
(zich) verspreiden
52
vider
leggen
53
chimique
chemisch
54
efficiance
efficiënt, doeltreffend
55
ménager, ménagère
buishoud-
56
quotidien, -ienne
daelijks
57
superflu
overbodig
58
toxique
giftig
59
avoir l'intention de
van plan zijn
60
en vrac
in bulk, onverpakt
