voc blz 5 - 6 frans --> nederlands en nederlands --> frans Flashcards

(72 cards)

1
Q

l’appareil électroménager

A

elektrisch huishoudtoestel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

le chargeur

A

de lader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

le conseil

A

de raad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

le covoiturage

A

het carpoolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

les déchets

A

het afval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

‘environnement

A

het milieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

le gaspillage

A

de verspilling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

le gaz d’échappement

A

het uitlaatgas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

l’interrupteur

A

de schakelaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

le panneau solaire

A

het zonnepaneel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

le pollueur

A

de vervuiler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

le recyclage

A

het recycleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

le transports en commun

A

het openbaar vervoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

le tri

A

het sorteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

la commune

A

de gemeente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

la conclusion

A

het besluit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

la consommation

A

het verbruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

la pollution

A

de vervuiling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

la proposition

A

het voorstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

améliorer

A

verbeteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

consommer

A

verbruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

débrancher

A

uit het stopcontact halen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

économiser

A

besparen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

éteindre

A

uitschakelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
s'inscrire à
zich inschrijven iin
26
laisser en veille
standby laten
27
(se) répandre
(zich) verspreiden
28
vider
leggen
29
chimique
chemisch
30
efficiance
efficiënt, doeltreffend
31
ménager, ménagère
buishoud-
32
quotidien, -ienne
daelijks
33
superflu
overbodig
34
toxique
giftig
35
avoir l'intention de
van plan zijn
36
en vrac
in bulk, onverpakt
37
elektrisch huishoudtoestel
l'appareil électroménager
38
de lader
le chargeur
39
de raad
le conseil
40
het carpoolen
le covoiturage
41
het afval
les déchets
42
het milieu
l'environnement
43
de verspilling
le gaspillage
44
het uitlaatgas
le gaz d'échappementde
45
schakelaar
l'interrupteur
46
het zonnepaneel
le panneau solaire
47
de vervuiler
le pollueur
48
het recycleren
le recyclate
49
het openbaar vervoer
le transports en commun
50
het sorteren
le tri
51
de gemeente
la commune
52
het besluit
la conclusion
53
het verbruik
la consommation
54
de vervuiling
la pollution
55
het voorstel
la proposition
56
verbeteren
améliorer
57
verbruiken
consommer
58
uit het stopcontact halen
débrancher
59
besparen
économiser
60
uitschakelen
éteindre
61
zich inschrijven in
s'inscrire à
62
standby laten
laisser en veille
63
(zich) verspreiden
(se) réprandre
64
legen
vider
65
chemisch
chimique
66
efficiënt, doeltreffend
efficiance
67
huishoud-
ménager, ménagère
68
dagelijks
quotidien, )ienne
69
overbodig
superflu
70
giftig
toxique
71
van plan zijn
avoir l'intention de
72
in bulk, onverpakt
en vrac