Anorganische stoffen Flashcards

(84 cards)

1
Q

Wat is het oxidatiegetal?

A

De lading in Romeinse cijfers die een element zou krijgen als alle bindingen in ionbindingen waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bromide

A

Br

-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cl

A

-I

Chloride

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

fluoride

A

F

-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

H

A

Hydride

-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

jodide

A

I

-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

BrO

A

hypobromiet

-i

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bromiet

A

BrO2

-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

BrO3

A

Bromaat

-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

perbromaat

A

BrO4

-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ClO

A

hypochloriet

-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Chloriet

A

ClO2

-i

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ClO3

A

Chloraat

-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

perchloraat

A

ClO4

-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

CN

A

cyanide

-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hypojodiet

A

IO

-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

IO2

A

Jodiet

-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Jodaat

A

IO3

-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

IO4

A

Perjodaat

-i

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

permanganaat

A

MnO4

-i

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

NO2

A

nitriet

-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Nitraat

A

NO3

-i

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

hydroxide

A

OH

-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

O2

A

Oxide

-II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
sulfide
S2 | -II
26
CO3
Carbonaat | -II
27
dichromaat
Cr2O7 | -II
28
CrO4
Chromaat | _II
29
thiosulfaat
S2O3 | -II
30
SiO3
silicaat | -II
31
sulfiet
SO3 | -II
32
SO4
sulfaat
33
Boraat
BO3 | -III
34
PO3
fosfiet | -III
35
PO4
fosfaat | -III
36
ammonium
NH4 | +I
37
Uit wat bestaat een anorganische formule?
Uit een of meerdere eerste elementen en een of meerdere restgroepen
38
Welke atomen komen eerst in de formule?
Atomen met de laagste EN
39
Wanneer kunnen we Systematische naam gebruike?
Als de eerste element alleen een OG heeft dan alleen de naam van de eerste element plus de naam van de restgroep maar als de eerste element meerdere OG heeft dan eerst Romeinse cijfers en de naam van de eerste element en dan de Romeinse cijfers opnieuw en dan de restgroep.
40
Wanneer kunnen we stocknotatie gebruiken?
Als de eerste element meerdere OG heeft en er is maar alleen een eerste element.
41
Bijnaam van HNO3
Salpeterzuur
42
Keukenzout
NaCl
43
Hoe krijgen we hydraten?
Vaak slorpen de anorganische stoffen het water en zo vormen ze hydraten.
44
Hoe tonen we de aantal hydraten?
Eerst de naam van anorganisch stofje en da n de Romeinse cijfer maar als je de formule wilt dan moet je gewoon een getal schrijven en daarna hydraat of bij formule is het H2O
45
Zwavelzuur
H2SO4
46
Wat zijn elektrolyten? geef een voorbeeld
Bij oplossen in het water de ionofore stoffen en de zuren splitsen in ionen. Dit wordt doorgegeven als dissociatievergelijking van ionoffore stoffen en als ionisatievergelijking bij zuren. NaCl= Na+Cl
47
Wat is een sterk en zwak elektrolyt?
Een sterke elektrolyt betekent dat alle moleculen splitsen in ionen. Zwak= enkele moleculen splitsen in ionen.
48
Noem alle klassen
Zuren-Basen- zouten- metaaloxiden-nietmetaaloxiden
49
Zuur VB soort stof gedrag in water
``` H+restgroep H2SO4 polair gedraagt zich als ionoffore stof= ioniseert 2H+ SO4 ```
50
Basen? Voorbeeld soort stof? Gedraag in water?
Metaal+OH Ca(OH)2 Ionofoor Dissociëren in ionen of zinken= Ca+ 2OH
51
Zouten? Voorbeeld soort stof? Gedrag in water?
Metaal+restgroep CaSO4 Ionofoor Dissociëren in ionen of zinken= CaCl2= Ca+2Cl
52
Metaaloxiden? Vb? Soort stof? Gedrag in water?
Metaal+O CaO Ionofoor Zet om in base en dan splitst in ionen
53
Niet metaaloxiden? Voorbeeld? Soort stof? Gedrag in water?
Niet metaal+O CO2 Apolair Zet om in zuur en dan splitst in ionen
54
HCl | triviaalnaam?
Zuur waterstofchloride gas in oplossing= zoutzuur
55
H2SO4
Waterstofsulfaat zwavelzuur bijtend= op het huid, de hoogste laag sterft af(brandwonde), op papier= wordt zwart sterk zuur, vloeistof
56
HNO3
``` Zuur waterstofnitraat salpeterzuur vloeistof vergeelt eiwitten= huid ```
57
HCN
``` Zuur waterstofcyanide blauwzuur=zyklon B gas/vloeistof erg giftig= verstikking ```
58
H2S
``` Zuur waterstofsulfide gas zwak zuur geur van rotte eieren in de darmen gemaakt door de bacteriën die het voedsel afbreken ```
59
H3PO4
``` Waterstoffosfaat zuur fosforzuur vaste stof in ontkalker, kleine hoeveelheden in frisdranken ```
60
H2CO3
Zuur waterstofcarbonaat koolzuur niet stabiel=- valt uit in CO2 en H2O
61
NaOH
``` Base bijtende soda experiment= haarafbraak ontstopper wordt gebruik om zeep te maken ```
62
KOH
Vergelijkbaar met NaOH
63
Ca(OH)2
``` Base Calciumhydroxide wordt gebruikt om CO2 aan te tonen gebluste kalk oplossing= kalk water ```
64
Mg(OH)2
Base magnesiumhydroxide Vergelijkbaar mer Ca(OH)2
65
NH3
``` Ammoniak base in water= NH3+H2O=NH4OH gas met sterke geur in reinigingsmiddel en verven ```
66
Gesteenten
Zouten
67
NaCl
Zout natriumchloride keukenzout
68
CaCO3 | Ca3(PO4)
``` zout calciumcarbonaat kalksteen Calsiumfosfaat skelet ```
69
NaHCO3
Zout natriumwaterstofcarbonaat natriumcarbonaat, maagzout, bakpoeder
70
Na2CO3
zout natriumcarbonaat soda
71
CaSO4
Zout calsiumsolfaat gips
72
KNO3
``` Kaliumnitraat zout salpeter kunststof, bestanddeel van buskruit NPK-meststoffen bevatten N, P, K onder de vormen, K, NH3, NH4, PO4, de voornaamste voedingsstoffen voor planten ```
73
KCN
Kaliumcyanide triviaalnaam: cyaankali zeer giftig Zout
74
NaClO
Natriumhypochloriet javel, bleekwater = NaClO-oplossing zout
75
FeSO4
Ijzersulfaat in ijzerpillen tegen bloedarmoede Mineralen en spoorelementen in de voeding bijvoorbeeld. mineraalwater Nodig voor goed functioneren van het lichaam (te vergelijken met vitaminen) Meestal (foutief) vermeld zonder lading of OG. Restgroepen in vijverwater (analoge principes voor grond-, vijver-, zwembad- en drinkwater) zout
76
ZnO
zinkoxide in babyzalf metaaloxide
77
Fe2O3
Ijzer(III)oxide ijzererts (roestkleur) metaaloxide
78
SiO2
Siliciumdioxide zand (zandsteen, kwartsiet,…), glas metaaloxide
79
CaO
ongebluste kalk in cement metaaloxide
80
Hoe kunnen we de schadelijke effecten van water inschatten?
In water zijn oplosbare ionofore stoffen in ionen gesplitst en wordt de totale hoeveelheid van een bepaalde restgroep (fosfaat, nitraat enz.) bepaald om de schadelijke effecten te kunnen inschatten.
81
CO2
``` Koolstofdioxide triviaalnaam: koolzuurgas geproduceerd bij verbrandingen nodig voor planten (fotosynthese) bubbeltjes in bruisende dranken houdt IR stralen tegen =aarde kan niet afkoelen =broeikaseffect niet-metaaloxide ```
82
CO
Koolstofmonoxide giftig kleur- en reukloos gas ontstaat bij onvolledige verbranding (te weinig O2 toevoer) bindt sterker met hemoglobine dan O2 =verstikking niet metaaloxide
83
SO3
Zwaveldioxide in uitlaatgassen van auto’s regen (H2O) erbij =H2SO4 (zure regen) niet-metaaloxide
84
H2O2
waterstofperoxide/zuurstofwater 2 H2O2 =2 H2O + O2 niet-metaaloxide