Anorganische stoffen Flashcards
(84 cards)
1
Q
Wat is het oxidatiegetal?
A
De lading in Romeinse cijfers die een element zou krijgen als alle bindingen in ionbindingen waren.
2
Q
bromide
A
Br
-I
3
Q
Cl
A
-I
Chloride
4
Q
fluoride
A
F
-I
5
Q
H
A
Hydride
-I
6
Q
jodide
A
I
-I
7
Q
BrO
A
hypobromiet
-i
8
Q
bromiet
A
BrO2
-I
9
Q
BrO3
A
Bromaat
-I
10
Q
perbromaat
A
BrO4
-I
11
Q
ClO
A
hypochloriet
-I
12
Q
Chloriet
A
ClO2
-i
13
Q
ClO3
A
Chloraat
-I
14
Q
perchloraat
A
ClO4
-I
15
Q
CN
A
cyanide
-I
16
Q
hypojodiet
A
IO
-I
17
Q
IO2
A
Jodiet
-I
18
Q
Jodaat
A
IO3
-I
19
Q
IO4
A
Perjodaat
-i
20
Q
permanganaat
A
MnO4
-i
21
Q
NO2
A
nitriet
-I
22
Q
Nitraat
A
NO3
-i
23
Q
hydroxide
A
OH
-I
24
Q
O2
A
Oxide
-II
25
sulfide
S2
| -II
26
CO3
Carbonaat
| -II
27
dichromaat
Cr2O7
| -II
28
CrO4
Chromaat
| _II
29
thiosulfaat
S2O3
| -II
30
SiO3
silicaat
| -II
31
sulfiet
SO3
| -II
32
SO4
sulfaat
33
Boraat
BO3
| -III
34
PO3
fosfiet
| -III
35
PO4
fosfaat
| -III
36
ammonium
NH4
| +I
37
Uit wat bestaat een anorganische formule?
Uit een of meerdere eerste elementen en een of meerdere restgroepen
38
Welke atomen komen eerst in de formule?
Atomen met de laagste EN
39
Wanneer kunnen we Systematische naam gebruike?
Als de eerste element alleen een OG heeft dan alleen de naam van de eerste element plus de naam van de restgroep
maar als de eerste element meerdere OG heeft dan eerst Romeinse cijfers en de naam van de eerste element en dan de Romeinse cijfers opnieuw en dan de restgroep.
40
Wanneer kunnen we stocknotatie gebruiken?
Als de eerste element meerdere OG heeft en er is maar alleen een eerste element.
41
Bijnaam van HNO3
Salpeterzuur
42
Keukenzout
NaCl
43
Hoe krijgen we hydraten?
Vaak slorpen de anorganische stoffen het water en zo vormen ze hydraten.
44
Hoe tonen we de aantal hydraten?
Eerst de naam van anorganisch stofje en da n de Romeinse cijfer maar als je de formule wilt dan moet je gewoon een getal schrijven en daarna hydraat of bij formule is het H2O
45
Zwavelzuur
H2SO4
46
Wat zijn elektrolyten? geef een voorbeeld
Bij oplossen in het water de ionofore stoffen en de zuren splitsen in ionen.
Dit wordt doorgegeven als dissociatievergelijking van ionoffore stoffen en als ionisatievergelijking bij zuren.
NaCl= Na+Cl
47
Wat is een sterk en zwak elektrolyt?
Een sterke elektrolyt betekent dat alle moleculen splitsen in ionen.
Zwak= enkele moleculen splitsen in ionen.
48
Noem alle klassen
Zuren-Basen- zouten- metaaloxiden-nietmetaaloxiden
49
Zuur
VB
soort stof
gedrag in water
```
H+restgroep
H2SO4
polair
gedraagt zich als ionoffore stof= ioniseert
2H+ SO4
```
50
Basen?
Voorbeeld
soort stof?
Gedraag in water?
Metaal+OH
Ca(OH)2
Ionofoor
Dissociëren in ionen of zinken= Ca+ 2OH
51
Zouten?
Voorbeeld
soort stof?
Gedrag in water?
Metaal+restgroep
CaSO4
Ionofoor
Dissociëren in ionen of zinken= CaCl2= Ca+2Cl
52
Metaaloxiden?
Vb?
Soort stof?
Gedrag in water?
Metaal+O
CaO
Ionofoor
Zet om in base en dan splitst in ionen
53
Niet metaaloxiden?
Voorbeeld?
Soort stof?
Gedrag in water?
Niet metaal+O
CO2
Apolair
Zet om in zuur en dan splitst in ionen
54
HCl
| triviaalnaam?
Zuur
waterstofchloride
gas
in oplossing= zoutzuur
55
H2SO4
Waterstofsulfaat
zwavelzuur
bijtend= op het huid, de hoogste laag sterft af(brandwonde), op papier= wordt zwart
sterk zuur, vloeistof
56
HNO3
```
Zuur
waterstofnitraat
salpeterzuur
vloeistof
vergeelt eiwitten= huid
```
57
HCN
```
Zuur
waterstofcyanide
blauwzuur=zyklon B
gas/vloeistof
erg giftig= verstikking
```
58
H2S
```
Zuur
waterstofsulfide
gas
zwak zuur
geur van rotte eieren
in de darmen gemaakt door de bacteriën die het voedsel afbreken
```
59
H3PO4
```
Waterstoffosfaat
zuur
fosforzuur
vaste stof
in ontkalker, kleine hoeveelheden in frisdranken
```
60
H2CO3
Zuur
waterstofcarbonaat
koolzuur
niet stabiel=- valt uit in CO2 en H2O
61
NaOH
```
Base
bijtende soda
experiment= haarafbraak
ontstopper
wordt gebruik om zeep te maken
```
62
KOH
Vergelijkbaar met NaOH
63
Ca(OH)2
```
Base
Calciumhydroxide
wordt gebruikt om CO2 aan te tonen
gebluste kalk
oplossing= kalk water
```
64
Mg(OH)2
Base
magnesiumhydroxide
Vergelijkbaar mer Ca(OH)2
65
NH3
```
Ammoniak
base
in water= NH3+H2O=NH4OH
gas met sterke geur
in reinigingsmiddel en verven
```
66
Gesteenten
Zouten
67
NaCl
Zout
natriumchloride
keukenzout
68
CaCO3
| Ca3(PO4)
```
zout
calciumcarbonaat
kalksteen
Calsiumfosfaat
skelet
```
69
NaHCO3
Zout
natriumwaterstofcarbonaat
natriumcarbonaat, maagzout, bakpoeder
70
Na2CO3
zout
natriumcarbonaat
soda
71
CaSO4
Zout
calsiumsolfaat
gips
72
KNO3
```
Kaliumnitraat
zout
salpeter
kunststof, bestanddeel van buskruit
NPK-meststoffen bevatten N, P, K onder de vormen, K, NH3, NH4, PO4, de voornaamste voedingsstoffen voor planten
```
73
KCN
Kaliumcyanide
triviaalnaam: cyaankali
zeer giftig
Zout
74
NaClO
Natriumhypochloriet
javel, bleekwater = NaClO-oplossing
zout
75
FeSO4
Ijzersulfaat
in ijzerpillen tegen bloedarmoede
Mineralen en spoorelementen in de voeding bijvoorbeeld. mineraalwater
Nodig voor goed functioneren van het lichaam (te vergelijken met vitaminen)
Meestal (foutief) vermeld zonder lading of OG.
Restgroepen in vijverwater (analoge principes voor grond-, vijver-, zwembad- en
drinkwater)
zout
76
ZnO
zinkoxide
in babyzalf
metaaloxide
77
Fe2O3
Ijzer(III)oxide
ijzererts (roestkleur)
metaaloxide
78
SiO2
Siliciumdioxide
zand (zandsteen, kwartsiet,…), glas
metaaloxide
79
CaO
ongebluste kalk
in cement
metaaloxide
80
Hoe kunnen we de schadelijke effecten van water inschatten?
In water zijn oplosbare ionofore stoffen in ionen gesplitst en wordt de totale hoeveelheid van
een bepaalde restgroep (fosfaat, nitraat enz.) bepaald om de schadelijke effecten te kunnen
inschatten.
81
CO2
```
Koolstofdioxide
triviaalnaam: koolzuurgas
geproduceerd bij verbrandingen
nodig voor planten (fotosynthese)
bubbeltjes in bruisende dranken
houdt IR stralen tegen =aarde kan niet afkoelen =broeikaseffect
niet-metaaloxide
```
82
CO
Koolstofmonoxide
giftig kleur- en reukloos gas
ontstaat bij onvolledige verbranding (te weinig O2
toevoer)
bindt sterker met hemoglobine dan O2 =verstikking
niet metaaloxide
83
SO3
Zwaveldioxide
in uitlaatgassen van auto’s
regen (H2O) erbij =H2SO4 (zure regen)
niet-metaaloxide
84
H2O2
waterstofperoxide/zuurstofwater
2 H2O2 =2 H2O + O2
niet-metaaloxide