Antibiotica Flashcards
(94 cards)
In welke groepen worden antimicrobiële middelen ingedeeld?
Bèta-lactam antibiotica
- Penicillinen
- Cefalosporinen
- Carbapenems
Tetracyclinen
Aminoglycosiden
Macroliden
Sulfonamiden/Trimethoprim
Chinolonen
In welke groepen worden bèta-lactam bacteriën ingedeeld?
Penicillinen
Cefalosporinen
Carbapenems
Welke overige groepen antibiotica worden nog onderscheiden? Middelen bij …
Urineweginfecties
Anaerobe infecties
Noem drie voorbeelden voor penicillinen.
Benzylpenicilline
Amoxicilline
Amoxicilline/clavulaanzuur
Noem één voorbeeld voor tetracyclinen.
Doxycycline
Noem één voorbeeld voor aminoglycosiden.
Gentamicine
Noem één voorbeeld voor macroliden.
Azitromycine
Noem één voorbeeld voor sulfonamiden/trimethoprim.
Co-trimoxazol
Noem één voorbeeld voor chinolonen.
Ciprofloxacine.
Noem twee voorbeelden voor middelen bij urineweginfecties.
Nitrofurantoïne, fosfomycine
Noem een voorbeeld voor middelen bij anaerobe infecties.
Metronidazol.
Wat zijn vijf aangrijpingspunten voor antibiotica (in het Engels).
- Inhibition of synthesis of essential metabolites
- Inhibition of DNA replication and transcription
- Inhibition of protein synthesis
- Inhibition of cell wall synthesis
- Damage of cytoplasmic membranes
Wat is het aangrijpingspunt voor sulfonamiden/trimethoprim?
Inhibition of synthesis of essential metabolites
Wat zijn de aangrijpingspunten voor quinolones, rifampicine?
Inhibition of DNA replication and transcription
Wat zijn de aangrijpingspunten voor macroliden, tetracyclines, aminoglycosiden?
Inhibition of protein synthesis
Wat zijn de aangrijpingspunt voor bèta-lactams, vancomicine?
Inhibition of cell wall synthesis
Wat zijn de aangrijpingspunt voor polymyxine B, daptomycine?
Damage of cytoplasmic membranes
In welke twee categorieën en groepen (binnen de categorieën) worden bacteriën ingedeeld?
Vorm: coccen en staven
Celwand: gram-positief en gram-negatief
Wat houdt gram-positief en gram-negatief in?
Gram-positieve bacteriën bezitten een dikke celwand, welke bestaan uit peptidoglycanen.
Gram-negatieve bacteriënhebben een veel dunnere celwand met daaromheen nog een extra buitenmembraan, welke gevormd wordt door LPS (lipo-poly-saccharides).
Welk onderscheid wordt nog meer gemaakt bij bacteriën?
Aerobe en anaerobe bacteriën
Welke bijwerking wordt veroorzaakt door alle antibiotica?
Gastro-intestinale bijwerkingen, met name buikpijn en diarree. Dit wordt veroorzaakt door verstoring van de darmflora door niet-geresorbeerde antibiotica.
Wat geldt voor de klaring van de meeste antibiotica?
De meeste antibiotica worden renaal geklaard waardoor de dosis moet worden aangepast bij verminderde nierfunctie (bijvoorbeeld verlagen dosis of verlengen interval).
Waarmee hebben alle bacteriën een interactie?
Een klinisch relevante interactie met coumarines. Het effect van de coumarine wordt indirect versterkt door antibiotica. Dit komt waarschijnlijk door een verhoogde afbraak van stollingsfactoren gedurende de koortsperiode. Omdat de stollingstijd bij combinatie kan toenemen, moet bij start van de combinatie contact worden opgenomen met de trombosedienst.
Waardoor worden bèta-lactam bacteriën gekenmerkt?
Een bèta-lactam ring die essentieel is voor de antimicrobiële werking.