Apprendre 7 Zinnen Flashcards

(10 cards)

1
Q

Tu trouves ça difficile de parler une langue étrangère?

A

Vind je het moeilijk om een buitenlandse taal te spreken?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Je ne comprends pas très bien parce qu’il parle très vite

A

Ik begrijp het niet zo goed omdat hij erg snel praat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

C’est super de vivre quelque temps dans un autre pays

A

Het is geweldig om een tijdje in een ander land te wonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Maintenant, je me débrouille bien en français

A

Ik red me nu goed in het Frans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cette année, je dois choisir une filière

A

Dit jaar moet ik een profiel kiezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Je ne sais pas encore, j’hésite entre NT et NG

A

Ik weet het nog niet, ik twijfel tussen NT en NG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Je suis fort( e) en langues, mais faible en géographie

A

Ik ben goed in talen, maar slecht in aardrijkskunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Je laisse tomber l’allemand, car c’est trop difficile

A

Ik laat Duits vallen, want het is te moeilijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tu veux faire des études d’histoire?

A

Wil je een studie geschiedenis doen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Je voudrais devenir architecte

A

Ik zou graag architect willen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly