armoede Flashcards

(16 cards)

1
Q

armoederisico naar bevolkingscategorie

A

52,6% huishoudens met zeer lage werkintensiteit

39,7% niet-EU nationaliteit

29% laag opleidingsniveau

25,6% alleenstaande ouder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

armoedeweb

A

model dat armoede beschouwd als een netwerk van sociale uitsluitingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

buitenkant armoedeweb

A

levensdomeinen:

  • financiën
  • onderwijs
  • gezondheid

=> focusen traditionele hulpverleningen die verdienstelijk werk oplevert om deze aspecten aan te pakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

binnenkant armoedweb

A

8 gevoelens bv: schaamte, eenzaamheid, laagzelfbeeld

=> aanpakken gevoelens door herstellen van eigenwaarde en sociaal netzerk een cruciale stap om iemand kansarmoede te halen

=> domino-effect
=> inkomen is dus maar 1 aspect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de complexiteit van armoede

A

Armoede is niet alleen een kwestie van financiële tekortkomingen; het is een complex web van sociale, psychologische en structurele factoren. Het is belangrijk om te begrijpen dat armoede multidimensionaal is, met invloeden van externe en interne factoren, systeemoorzaken en individuele omstandigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

definite armoede

A

“de situatie waarin iemand een zodanig tekort heeft aan economische middelen in verhouding tot de algemene levensstandaard dat hij/zij sociaal uitgesloten raakt op meerdere levensdomeinen. De kloof met de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving die daaruit volgt, kan hij/zij niet louter op eigen kracht overbruggen”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vier indicatoren

A
  • armoederisico op basis van inkomen
  • ernstige materiële deprivatie
  • aantal huishoudens met zeer lage werkintensiteit
  • subjectieve armoederisico
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

lage werkzaamheid bij kortgeschoolden, hoe komt het?

A
  • de beschikbaarheid van laaggekwalificeerde banen
  • verdringingseffecten
  • inactiviteit die voor een deel samenhangt met onbetaalde zorglasten in de gezinnen
  • geringe arbeidsincentives aan de onderkant van de arbeidsmarkt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Evolutie van de werkgelegenheid naar kwalificatieniveau en naar scholingsniveau

A

middengeschoolden beginnen meer en meer laaggeschoolden jobs te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ongelijk verdeeld tussen gezinnen

A
  • sociale homogamie
  • werkrijke vs. werkarme gezinnen

=> polarisatie werkrijke vs werkarme gezinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ongelijk tussen betaald en onbetaald

A
  • zorgen voor elkaar verbonden met armoedesituaties
  • essentiële activiteiten met grote maatschappelijke waarde ( zonder monetaire waarde en sociale rechten)
  • dringt diep door in de samenleving
    _-treft vooral hen wiens ouders al in die situatie zaten
  • verscherpt sociale verschillen
  • werkarme gezinnen vinden steeds minder aansluiting met maatschapelijke standaarden
  • gaat gepaard met uitsluiting op sociaal, cultureel en politiek vlak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

referentiekader

A

alle regels, normen en waardes die, vaak onbewust, bepalen hoe je iets beoordeelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

referentie kader word bepaald door?

A

bepaald door karakter, cultuur, of je man of vrouw bent, of je gelovig bent, wat je seksuele voorkeur is en in wat voor omgeving je bent opgegroeid.
De manier waarop iemand in het leven staat, bepaalt mede de manier waarop hij of zij met ziekte en gezondheid omgaat.
Bij diversiteit van mensen en culturen gaat het niet alleen over migranten, maar ook over man-vrouwverhoudingen, seksuele voorkeur, leeftijd en over de subculturen

Hulpverleners zijn te weinig instaat op zonder hun enige bril te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

armoede en gezondheid

A

mensen die minder verdienen leven ook minder lang

‘Mensen die laag op de ladder staan, hebben dus een verhoogd risico op een aandoening (blootstelling), dat cumuleert naarmate ze ouder worden (levensloopeffect) en dat ze bovendien – bij geactiveerde genetische voorbestemming – doorgeven aan hun kinderen.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

3 belangrijke mechanismen

A
  • Coping/stresscompensatie, constante spanning van ‘overleven’ en ‘problemen oplossen’.
  • Levensloopeffect = Als je opgroeit in armoede, moeilijk educatie, mogelijk leven tegenmoed, moeilijk jobs vinden, etc..
  • Ongelijke verdeling van macht en middelen
    ->Op individeel niveau
    ->Op niveau van maatschappij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly