Autres mots utiles Flashcards
(34 cards)
1
Q
de hoogte (t.o.v. de zeespiegel)
A
l’altitude (f)
2
Q
de aankomst
A
l’arrivée (f)
3
Q
de toestemming
A
l’autorisation (f)
4
Q
het baden,het zwemmen
A
la baignade
5
Q
het zonnen, het zonnebad
A
le bain de soleil
6
Q
de ticketautomaaat
A
la borne libre-service
7
Q
het kasteel
A
le château
8
Q
de airco(nditioning)
A
la clim(atisation)
9
Q
de zonnecrème
A
la crème solaire
10
Q
het vertrek
A
le départ
11
Q
de folder
A
le dépliant
12
Q
de bestemming
A
la destination
13
Q
de grens
A
la frontière
14
Q
de openingsuren
A
les heures d’ouverture (f)
15
Q
het logement
A
le logement
16
Q
de toeristiche dienst
A
l’office de tourisme (m)
17
Q
het natuurpark
A
le parc naturel
18
Q
de passagier,de passagierster
A
le passager, la passagère
19
Q
het landschap
A
le paysage
20
Q
de trektocht
A
la randonnée
21
Q
goed/slecht gelegen
A
bien/mal situé(e)
22
Q
luidruchtig
A
bruyant(e)
23
Q
comfortabel
A
confortable
24
Q
onvergetelijk
A
inoubliable
25
prachtig
splendide
26
onthalen
aceuillir
27
wachten op (de vakantie)
attendre (les vacances)
28
zijn koffer maken
faire sa valise/faire ses bagages
29
logeren,overnachten (in een hotel)
loger (à l'hôtel)
30
deelnamen aan
participer à
31
(zijn vakantie) doorbrengen
passer (ses vacances)
32
de inlichting
le renseignement
33
de rots
le rocher
34
de reistas
le sac de voyage
