B1-Zelforganisatie van cellen Flashcards

1
Q

welke 6 verschillende eiwitten zijn er? en wat doen ze?

A
  1. structuur eiwitten= dient als bouwstop en vormt weefsels
  2. transporteiwit= zorgt voor vervoer van stoffen
  3. receptoreiwitten= reageren op aanwezige stoffen
  4. enzymen= processen in het lichaam sneller laten verlopen
  5. plasmaeiwitten= zorgen voor osmotische druk
  6. antistoffen= belangrijke rol in afweer, uitschakelen van ziektekiemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat doet het RNA en het DNA?

A
RNA= maakt een kopie dat wordt gebruikt om erfelijke gegevens te vertalen in eiwitten 
DNA= opslag van erfelijk materiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is eiwitsynthese?

A

proces waarbij eiwitten worden gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is genexpressie?

A

mate waarin een gen in een eiwit tot uiting komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is transcriptie ?

A

proces waarbij de DNA streng wordt afgelezen en RNA wordt gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat gebeurd er bij translatie?

A

word het RNA streng afgelezen en worden er eiwitten gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly