B2, 3 en 4 Flashcards
(32 cards)
GRONDWET
grondrechten en vrijheid v/d burgers
DEMOCRATISCHE RECHTSSTAAT
het volk mag kiezen
rechtszekerheid
objectieve rechtzaak
rechtsgelijkheid
zelfde wet voor koning als burger
liberalisme
vrijheid v/d individu
landstaat
territoriaal landoppervlak
natie
geestelijke samenhang, volk
multinationale staten
meerdere naties (en dus talen)
BUFFERSTAAT
kleinere staat tussen 2 grotere staten die als bescherming of buffer dient voor de ene grote staat als de andere grote staat zou willen aanvallen
LEGITIMITEITSPRINCIPE
beginsel dat uitgaat van het feit dat een land of troon toebehoort aan de vorst die ook voor de Franse Revolutie over het land heerste (of aan een afstammeling van die vorst), zelfs al was hij tijdens de revolutieperiode van zijn macht verdreven.
RESTAURATIE
herstel, terug zoals het voordien was
GROTE ALLIANTIE (hoofdletters)
Samenwerking Europese Vorsten (Frankrijk sluit zich hier bij aan). Accent ligt bij bedwingen van eventuele opstanden.
(ancien régime)
term die de franse revolutionairen gebruiken om de samenleving te benoemen van voor de revolutie, de samenleving die in hun ogen onrechtvaardig en voorbijgestreefd is.
DEMOCRATIE
Volk mag mee stemmen wetten bepalen
RECHTSSTAAT
In een … worden burgers tegen de macht van de staat beschermd door wetten.
SCHEIDING DER MACHTEN
De overheidsmacht wordt in de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht verdeeld die elkaar controleren.
SCHEIDING TUSSEN KERK EN STAAT
enerzijds het recht op godsdienstvrijheid toegekend door de staat aan de burgers (de kerk mag kiezen wat er binnen de jerk gebeurt) en anderzijds vormt de staat de wetten
GRONDRECHT
rechten die door de grondwet aan de burgers worden gewaarborgd; fundamentele rechten
VRIJHEIDSBEGINSEL
Zo groot mogelijke vrijheid en zelfverantwoordelijkheid voor ieder individu
LEVENSBESCHOUWELIJK
het hebben van een bepaalde visie of filosofie op het leven.
Iets wat hiermee te maken heeft
POLITIEKE REVOLUTIE
plotselinge opstand van het volk die tot een blijvende politieke verandering leidt
BREUK
Wanneer een nieuwe periode begint, spreekt men van een breuk of discontinuïteit (= verandering in de tijd)
GELIJKTIJDIGHEID
2 gebeurtenissen die op hetzelfde moment plaatsvinden
REGERINGSVORM
de manier waarop een overheidsverband geregeerd wordt of misschien zou kunnen worden