B2, 3 en 4 Flashcards

1
Q

GRONDWET

A

grondrechten en vrijheid v/d burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

DEMOCRATISCHE RECHTSSTAAT

A

het volk mag kiezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

rechtszekerheid

A

objectieve rechtzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

rechtsgelijkheid

A

zelfde wet voor koning als burger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

liberalisme

A

vrijheid v/d individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

landstaat

A

territoriaal landoppervlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

natie

A

geestelijke samenhang, volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

multinationale staten

A

meerdere naties (en dus talen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

BUFFERSTAAT

A

kleinere staat tussen 2 grotere staten die als bescherming of buffer dient voor de ene grote staat als de andere grote staat zou willen aanvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

LEGITIMITEITSPRINCIPE

A

beginsel dat uitgaat van het feit dat een land of troon toebehoort aan de vorst die ook voor de Franse Revolutie over het land heerste (of aan een afstammeling van die vorst), zelfs al was hij tijdens de revolutieperiode van zijn macht verdreven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

RESTAURATIE

A

herstel, terug zoals het voordien was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

GROTE ALLIANTIE (hoofdletters)

A

Samenwerking Europese Vorsten (Frankrijk sluit zich hier bij aan). Accent ligt bij bedwingen van eventuele opstanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

(ancien régime)

A

term die de franse revolutionairen gebruiken om de samenleving te benoemen van voor de revolutie, de samenleving die in hun ogen onrechtvaardig en voorbijgestreefd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

DEMOCRATIE

A

Volk mag mee stemmen wetten bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

RECHTSSTAAT

A

In een … worden burgers tegen de macht van de staat beschermd door wetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

SCHEIDING DER MACHTEN

A

De overheidsmacht wordt in de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht verdeeld die elkaar controleren.

17
Q

SCHEIDING TUSSEN KERK EN STAAT

A

enerzijds het recht op godsdienstvrijheid toegekend door de staat aan de burgers (de kerk mag kiezen wat er binnen de jerk gebeurt) en anderzijds vormt de staat de wetten

18
Q

GRONDRECHT

A

rechten die door de grondwet aan de burgers worden gewaarborgd; fundamentele rechten

19
Q

VRIJHEIDSBEGINSEL

A

Zo groot mogelijke vrijheid en zelfverantwoordelijkheid voor ieder individu

20
Q

LEVENSBESCHOUWELIJK

A

het hebben van een bepaalde visie of filosofie op het leven.
Iets wat hiermee te maken heeft

21
Q

POLITIEKE REVOLUTIE

A

plotselinge opstand van het volk die tot een blijvende politieke verandering leidt

22
Q

BREUK

A

Wanneer een nieuwe periode begint, spreekt men van een breuk of discontinuïteit (= verandering in de tijd)

23
Q

GELIJKTIJDIGHEID

A

2 gebeurtenissen die op hetzelfde moment plaatsvinden

24
Q

REGERINGSVORM

A

de manier waarop een overheidsverband geregeerd wordt of misschien zou kunnen worden

25
Q

UNIONISME

A

Het akkoord van liberalen en katholieken,

26
Q

NATIONAAL CONGRES

A

… was de grondwetgevende en eerste, voorlopige, wetgevende vergadering van het onafhankelijke België na de omwenteling van 1830. Ze stelde de Belgische Grondwet op, die op 7 februari 1831 werd afgekondigd.

27
Q

VOORLOPIG BEWIND

A

De tijdelijke regering

(het orgaan dat tijdens de Belgische Revolutie van 1830 het gezag overnam)

28
Q

Parlement van Nederland

A

Staten - Generaal

29
Q

COMPENSATIEBEGINSEL

A

geen enkele grote mogendheid mag territoriaal nadeel ondervinden, tenzij ze ervoor gecompenseerd worden

30
Q

STATUS QUO

A

machtsevenwicht tussen de grote staten van Europa

31
Q

SOLIDARITEITSBEGINSEL

A

Oprichting van de Heilige Alliantie (Pruisen, Oostenrijk & Rusland) => tussenbeide komen
en hulp verlenen bij eventuele revoluties

32
Q

Willem I bezit bijna alle macht

A

Verlicht despoot