Flashcards in Baustelle 1 Deck (28):
1
ik moet (gedwongen / noodzakelijk)
ich muss
2
jij moet (gedwongen / noodzakelijk)
du musst
3
hij/zij/het moet (gedwongen / noodzakelijk)
er/sie/es muss
4
wij moeten (gedwongen / noodzakelijk)
müssen
5
jullie moeten (gedwongen / noodzakelijk)
müsst
6
zij moeten (gedwongen / noodzakelijk)
müssen
7
U moet (gedwongen / noodzakelijk)
müssen
8
ik moet (willen / advies)
ich soll
9
jij moet (willen / advies)
du sollst
10
hij/zij/het moet (willen / advies)
er/sie/es soll
11
wij moeten (willen / advies)
wir sollen
12
jullie moeten (willen / advies)
ihr sollt
13
zij moeten (willen / advies)
sie sollen
14
U moet (willen / advies)
Sie sollen
15
ik houd van
ich mag
16
jij houdt van
du magst
17
hij/zij/het houdt van
er/sie/es mag
18
wij houden van
wir mögen
19
jullie houden van
ihr mögt
20
zij houden van
sie mögen
21
U houdt van
Sie mögen
22
ik weet
ich weiß
23
jij weet
du weißt
24
hij/zij/het weet
er/sie/es weiß
25
wij weten
wir wissen
26
jullie weten
ihr wisst
27
zij weten
sie wissen
28