Bedrijfseconomie: module 1: de fundamenten van bedrijfseconomie en marktwerking Flashcards

(24 cards)

1
Q

Bedrijfseconomie (DEF)

A

Toepassing van economische theorie en methodologie op het nemen van bedrijfsbeslissingen om te zorgen dat een organisatie haar doelstellingen zo goed mogelijk bereiekt. Bedrijf maar ook non-profit of de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe bereken je winst?

A

π = TR - TC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is net present value?

A

Hoeveel er vandaag geïnvesteerd moet worden aan de geldende interestvoet om gelijk te zijn aan een gegeven waarde in de toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Marginale analyse (DEF)

A

Het vergelijken van de marginale opbrengsten van een beslissing met de marginale kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Marginale opbrengsten (DEF)

A

De verandering in totale baten die voortkomt uit een verandering in de variabele waarover een beslissing werd genomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Marginale kosten (DEF)

A

De verandering in totale kosten als gevolg van een verandering in de variabele waarover een beslissing werd genomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer ga je meer produceren?
Wanneer ga je minder produceren?

A

Als MC < MR
Als MC > MR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welk punt is je winst maximaal?

A

Waar MC = MR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een econometrisch model (DEF)

A

Een hulpmiddel dat (bedrijfs)data gebruikt om vergelijkingen te schatten die de onderliggende wiskundige relati tussen bepaalde variabelen weergeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt de wet van de vraag in?

A

Als de prijs van een product stijgt, dal daalt de vraag van dat product, als alle andere factoren constant gehouden worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn substituten?

A

Producten waarvoor een toename in de prijs van het ene product leidt tot een toename in de vraag naar het andere product (bv: je gaat naar een ander restaurant omdat je favoriete restaurant te duur was)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn complementen?

A

Producten waarvoor een toename in de prijs van het ene product leidt tot een afname in de vraag naar het andere product (bv: als de prijs voor koffie stijgt, dan gaat er ook minder vraag naar melk zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen de vraagcurve en de vraagfunctie?

A

Bij de vraagcurve is de prijs of de hoeveelheid die wisselt, alle andere factoren worden constant gehouden
Bij de vraagcurve kan alles variëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De vraagfunctie (DEF)

A

De vraagfunctie beschrijft hoeveel van een goed gekocht zal worden bij alternatieve prijzen van dat goed en gerelateerde goederen, alternatieve inkomensniveaus en alternatieve waarden van andere variabelen die de vraag beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Consumentensurplus (DEF)

A

De waarde die consumenten krijgen van een goed, maar waar ze niet voor hoeven te betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer verschuift de positie van de gehele curve?

A

Wanneer er iets anders dan de prijs het aanbod beïnvloedt

17
Q

Wat is het verschil tussen accijnsbelasting en ad valorem belasting

A

Accijnsbelasting: per verkochte eenheid (bv: tabak, benzine)
Ad valorem belasting: percentage van de waarde (bv: btw)

18
Q

De aanbodfunctie (DEF)

A

De aanbodfunctie beschrijft hoeveel van een goed aangeboden zal worden bij alternatieve prijzen van dat goed en inputs, en alternatieve waarden van andere variabelen die het aanbod beïnvloeden

19
Q

Producentensurplus (DEF)

A

De waarde die producenten krijgen van een goed, boven het bedrag dat voldoende was om hen aan te zetten het te produceren

20
Q

Perfecte competitie (DEF)

A

Individuele consumenten en producenten zijn prijsnemers, en bepalen hun beste respons gegeven de marktprijzen

21
Q

De evenwichtsprijs (DEF)

A

De prijs waarbij het aanbod gelijk is aan de vraag

22
Q

Wat is een evenwicht (equilibrium)?

A

Toestand die blijft bestaan zolang de uitwendige factoren onveranderd blijven

23
Q

Wat is comparatieve statica?

A

Hoe beïnvloedt een verandering van een exogene factor (bv: de stijging van de prijs van een input) het evenwicht?
Het nieuwe evenwicht ga je vergelijken met het vorige evenwicht