Bedrijfseconomie: module 3: productieproces, kosten en de organisatie van het bedrijf Flashcards
(33 cards)
De productiefunctie (DEF)
De productiefunctie definieert de maximale hoeveelheid output die kan worden geproduceerd met een gegeven set inputs
Vaste productiefactoren (DEF)
De inputs die een manager op korte termijn niet kan aanpassen
Variabele productiefactoren (DEF)
De inputs die een manager kan aanpassen om de productie te wijzigen
Korte termijn (DEF)
De tijdsperiode waarin er vaste productiefactoren zijn
Lange termijn (DEF)
De horizon waarover de manager alle productiefactoren kan aanpassen
Totaal product (TP)
Het maximale niveau van output dat geproduceerd kan worden met een gegeven hoeveelheid inputs
Gemiddeld product (AP)
Geeft de output geproduceerd per eenheid input
Marginaal product (MP)
De verandering in totale output door de laatste eenheid van een input
Wat is de wet van het afnemend marginaal product?
Naarmate het gebruik van een input toeneemt, neemt het marginale product aanvankelijk toe, begint dan af te nemen en wordt uiteindelijk negatief (indien de andere outputs constant blijven!)
bv: Als er te veel mensen aan de assemblagelijn werken gaan ze elkaar voor de voeten lopen, met elkaar babbelen en in het algemeen minder productief zijn
Isokwant (DEF)
Definieert combinaties van inputs die dezelfde output opleveren
Marginale technische substitutieratio (MRTS)
= Rate waarmee arbeid en kapitaal elkaar kunnen vervangen zonder dat de producent op dezelfde isokwant blijft
= de absolute waarde van de helling van de isokwant
Wat is het verschil tussen de MRTS en de MRS?
MRTS → Geeft aan hoeveel eenheden kapitaal je kunt inruilen voor arbeid in het productieproces zonder output te veranderen.
MRS → Geeft aan hoeveel een consument bereid is om van het ene goed op te geven voor een ander goed, zonder nut te verliezen.
Wat houdt de wet van de afnemende MRTS in?
Dit geeft aan dat je steeds minder arbeiders wilt opgeven om 1 extra stuk kapitaal te kunnen kopen om op dezelfde isoquant te blijven
Isokostlijn (DEF)
Geeft de combinaties van inputs weer die de producent hetzelfde zullen kosten
Kostenminimalisatie (DEF)
Het produceren van output tegen de laagst mogelijke kosten
Wat houdt optimale inputsubstitutie in?
Optimale inputsubstitutie houdt in dat om de kosten van het produceren van een gegeven output te minimaliseren, het bedrijf minder van die input moet gebruiken wanneer de prijs van die input stijgt (bv: als arbeid duurder wordt, dan ga je meer kapitaal gebruiken)
Wat is het verschil tussen vaste kosten en variabele kosten?
Vaste kosten zijn kosten die NIET veranderen met veranderingen in output
Variabele kosten zijn kosten die WEL veranderen met veranderingen in output
Kortetermijnkostenfunctie (DEF)
Geeft de minimale kost van het produceren van elk outputniveau weer wanneer variabele inputfactoren worden gebruikt op de meest kosteneffectieve manier
Wat houden marginale kosten in?
De kosten van het produceren van 1 extra eenheid output
Verzonken kost (sunk cost) (DEF)
Een kostenpost die voorgoed verloren is nadat deze betaald is
Economies of scope (DEF)
Economies of scope bestaan wanneer de totale kosten voor het produceren van twee producten binnen hetzelfde bedrijf lager zijn dan wanneer de producten door afzonderlijke bedrijven worden geproduceerd
(bv: Apple gebruikt dezelfde chip voor iphone en ipad)
Kostencomplementariteit (DEF)
Kostencomplementariteit bestaat wanneer de marginale kosten voor het produceren van 1 type output afnemen wanneer de output van een ander goed wordt verhoogd
Bv: een bank biedt zowel hypotheekleningen aan als spaarrekeningen, daardoor wordt de MC voor het verstrekken van een hypotheek lager want er is kapitaal via spaarrekeningen)
Spotmarkt (DEF)
De spotmarkt behelst een informele reactie tussen een koper en verkoper waarbij geen van beide partijen verplicht is om specifieke voorwaarden voor de uitwisseling na te leven
Wanneer kopen producenten best op de spotmarkt?
Wanneer inputs niet gestandaardiseerd zijn (bv: elektriciteit)