Bedrijfseconomie: module 3: productieproces, kosten en de organisatie van het bedrijf Flashcards

(33 cards)

1
Q

De productiefunctie (DEF)

A

De productiefunctie definieert de maximale hoeveelheid output die kan worden geproduceerd met een gegeven set inputs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vaste productiefactoren (DEF)

A

De inputs die een manager op korte termijn niet kan aanpassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Variabele productiefactoren (DEF)

A

De inputs die een manager kan aanpassen om de productie te wijzigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Korte termijn (DEF)

A

De tijdsperiode waarin er vaste productiefactoren zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lange termijn (DEF)

A

De horizon waarover de manager alle productiefactoren kan aanpassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Totaal product (TP)

A

Het maximale niveau van output dat geproduceerd kan worden met een gegeven hoeveelheid inputs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gemiddeld product (AP)

A

Geeft de output geproduceerd per eenheid input

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Marginaal product (MP)

A

De verandering in totale output door de laatste eenheid van een input

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de wet van het afnemend marginaal product?

A

Naarmate het gebruik van een input toeneemt, neemt het marginale product aanvankelijk toe, begint dan af te nemen en wordt uiteindelijk negatief (indien de andere outputs constant blijven!)
bv: Als er te veel mensen aan de assemblagelijn werken gaan ze elkaar voor de voeten lopen, met elkaar babbelen en in het algemeen minder productief zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Isokwant (DEF)

A

Definieert combinaties van inputs die dezelfde output opleveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Marginale technische substitutieratio (MRTS)

A

= Rate waarmee arbeid en kapitaal elkaar kunnen vervangen zonder dat de producent op dezelfde isokwant blijft
= de absolute waarde van de helling van de isokwant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen de MRTS en de MRS?

A

MRTS → Geeft aan hoeveel eenheden kapitaal je kunt inruilen voor arbeid in het productieproces zonder output te veranderen.
MRS → Geeft aan hoeveel een consument bereid is om van het ene goed op te geven voor een ander goed, zonder nut te verliezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt de wet van de afnemende MRTS in?

A

Dit geeft aan dat je steeds minder arbeiders wilt opgeven om 1 extra stuk kapitaal te kunnen kopen om op dezelfde isoquant te blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Isokostlijn (DEF)

A

Geeft de combinaties van inputs weer die de producent hetzelfde zullen kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kostenminimalisatie (DEF)

A

Het produceren van output tegen de laagst mogelijke kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt optimale inputsubstitutie in?

A

Optimale inputsubstitutie houdt in dat om de kosten van het produceren van een gegeven output te minimaliseren, het bedrijf minder van die input moet gebruiken wanneer de prijs van die input stijgt (bv: als arbeid duurder wordt, dan ga je meer kapitaal gebruiken)

17
Q

Wat is het verschil tussen vaste kosten en variabele kosten?

A

Vaste kosten zijn kosten die NIET veranderen met veranderingen in output
Variabele kosten zijn kosten die WEL veranderen met veranderingen in output

18
Q

Kortetermijnkostenfunctie (DEF)

A

Geeft de minimale kost van het produceren van elk outputniveau weer wanneer variabele inputfactoren worden gebruikt op de meest kosteneffectieve manier

19
Q

Wat houden marginale kosten in?

A

De kosten van het produceren van 1 extra eenheid output

20
Q

Verzonken kost (sunk cost) (DEF)

A

Een kostenpost die voorgoed verloren is nadat deze betaald is

21
Q

Economies of scope (DEF)

A

Economies of scope bestaan wanneer de totale kosten voor het produceren van twee producten binnen hetzelfde bedrijf lager zijn dan wanneer de producten door afzonderlijke bedrijven worden geproduceerd
(bv: Apple gebruikt dezelfde chip voor iphone en ipad)

22
Q

Kostencomplementariteit (DEF)

A

Kostencomplementariteit bestaat wanneer de marginale kosten voor het produceren van 1 type output afnemen wanneer de output van een ander goed wordt verhoogd
Bv: een bank biedt zowel hypotheekleningen aan als spaarrekeningen, daardoor wordt de MC voor het verstrekken van een hypotheek lager want er is kapitaal via spaarrekeningen)

23
Q

Spotmarkt (DEF)

A

De spotmarkt behelst een informele reactie tussen een koper en verkoper waarbij geen van beide partijen verplicht is om specifieke voorwaarden voor de uitwisseling na te leven

24
Q

Wanneer kopen producenten best op de spotmarkt?

A

Wanneer inputs niet gestandaardiseerd zijn (bv: elektriciteit)

25
Contract (DEF)
Een contract definieert een formele reactie tussen een koper en verkoper die de koper en verkoper verplicht tot een uitwisseling onder de voorwaarden gespecificeerd in een juridisch document
26
Wat zijn de voordelen van een contract? (2)
*Het bedrijf kan specialiseren in wat het het beste kan *Werkt ook als inputs niet gestandaardiseerd zijn
27
Wat zijn de nadelen van een contract? (3)
* Duur en tijdsintensief om op te maken * Onvermijdelijk onvolledig en dit kan zorgen voor geschillen * Werkt goed als modaliteiten relatief eenvoudig kunnen worden beschreven
28
Verticale integratie (DEF)
Verticale integratie beschrijft een situatie waarin een bedrijf zelf de inputs produceert die nodig zijn om het eindproduct te maken
29
Transactiekosten (DEF)
= Kosten verbonden aan het verkrijgen van een input die oger zijn dan het bedrag dat aan de inputleverancier wordt betaald = kosten die je maakt om inputs te verkrijgen
30
Tot wat leiden gespecialiseerde investeringen?
Tot relation-specific exchange → 2 partijen zijn gebonden (tied together) door de specifieke investering nodig voor de uitwisseling
31
Welke soorten gespecialiseerde investeringen zijn er? (4)
1- Plaatsgebondenheid → Bv: elektriciteitscentrale dicht bij een bepaalde steenkoolmijn zetten om de transportkosten te minimaliseren 2- Fysieke-activa specifieke investeringen → Bv: iemand bestelt appelblauw zeegroene krijtjes en als die dan zegt dat die die niet meer hoeft, dan zit je daarmee 3- Toegewijde activa → Bv: apple kocht allemaal chips bij NVidia, en er werd een aparte productielijn geopend. Nu produceert apple haar eigen chips en heeft NVidia een productielijn voor niks 4- Menselijk kapitaal → Bv: WN moet met specifieke IT-systemen leren werken, maar daar heeft die niks aan bij een andere klant
32
Door welke redenen verhogen gespecialiseerde investeringen transactiekosten? (3)
1- Dure onderhandelingen → Als er veel tijd gestoken moet worden in het opstellen van een contract, dan gaan er minder partijen bereid zijn tot een handelsrelatie 2- Onderinvesteringen → Bv: Nvidia overweegt een investering in een nieuwe chipmachine van €100 miljoen.,Maar ze twijfelen, want ze weten niet of Apple ook in de toekomst hun chips blijft kopen. Ze kopen een goedkopere machine die soms problemen heeft en minder kan produceren 3- Opportunisme en hold-up → Bv: koper weigert levering van appelblauwe-zeegroene krijtjes en dwingt de verkoper tot het verlagen van de prijs
33
Met welke prikkels kan je het doel van werknemers in lijn krijgen met die van de manager? (4)
1- Winstdelen → WN's krijgen een deel van de winst voor hun harde werk 2- Omzetdelen → WN's krijgen een deel van de winst/omzet voor hun harde werk 3- Outputgebaseerde compensatie → bv: per geproduceerd krijtje krijg je een loon 4- Tijdregistratie en steekproeven → bv: onverwacht de kwaliteit en het aantal werkuren controleren