begrippen 1.3 Flashcards

(8 cards)

1
Q

Wat is een begroting

A

Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Budgetteren

A

Je inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dagelijkse uitgaven

A

Huishuidelijke uitgaven zoals in de supermarkt, voor persoonlijke verzorging, cadeautjes en uitgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

incidentele uitgaven

A

Uitgaven die je niet zo vaak doet zoals voor vakantie of huishoudelijke apparaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nibud

A

Nationaal instituut voor budgetvoorlichting. Nibud geeft voorlichting over hoe je je inkomsten en uitgaven het best op elkaar kunt afstemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

reserveren

A

Je zet geld opzij om later een bepaalde grote uitgave te kunnen betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Soorten inkomens

A

inkomen uit arbeid: loon of salaris

inkomen uit bezit: huuropbrengst, rente op spaargeld

overdrachtsinkomen: uitkeringen, zak of kleedgeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vaste lasten

A

De uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen zoals huur of abonnementen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly