begrippen Flashcards

(55 cards)

1
Q

Wat is een axon?

A

Lange dunne uitloper van zenuwcel, afvoerende uitloper van neuron.

Axonen zijn verantwoordelijk voor het verzenden van impulsen naar andere neuronen of spieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de functie van dendrieten?

A

Aanvoerende uitloper van neuron, voeren impulsen vanaf zintuigcellen of andere neuronen naar het cellichaam toe.

Dendrieten ontvangen signalen van andere neuronen en spelen een cruciale rol in de communicatie tussen neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een synaps?

A

Verbinding tussen 2 zenuwcellen, contactplaats waar het neuron zijn informatie overdraagt aan andere cel.

Synapsen zijn essentieel voor de overdracht van signalen in het zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn neurotransmitters?

A

Chemische stof die wordt geproduceerd in de zenuwcellen en wordt afgegeven in synapsspleet.

Neurotransmitters spelen een belangrijke rol in de communicatie tussen neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de functie van sensorische neuronen?

A

Ontvangen impulsen van zintuigcellen en voeren die naar de hersenen of het ruggenmerg.

Sensorische neuronen zijn essentieel voor het doorgeven van informatie over de omgeving aan het centrale zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de myelineschede?

A

Gevormd door cellen van schwann, biedt bescherming en geeft een hogere geleidingssnelheid van de impulsen.

De myelineschede is belangrijk voor de snelle overdracht van elektrische signalen langs axonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn schakelneuronen?

A

Geen myelineschede om uitlopers, liggen in hersenen of ruggenmerg, schakelen de impulsen naar andere neuronen door.

Schakelneuronen zijn cruciaal voor de integratie van informatie binnen het zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de functie van motorische neuronen?

A

Voeren de impulsen van de hersenen of ruggenmerg naar de spieren en klieren.

Motorische neuronen zijn verantwoordelijk voor het aansturen van bewegingen en klieractiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn gliacellen?

A

Niet-neuronale cellen in het zenuwstelsel, vijf typen ondersteunende cellen met elk eigen functie.

Gliacellen spelen een belangrijke rol in het ondersteunen en beschermen van neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het centrale zenuwstelsel?

A

Bestaat uit neuronen van de hersenen en ruggenmerg met ondersteunende gliacellen.

Het centrale zenuwstelsel coördineert alles wat je lichaam doet, voelt en denkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het perifere zenuwstelsel?

A

Bestaat uit zenuwen die het CZS met je organen en weefsels verbinden.

Het perifere zenuwstelsel regelt zowel vrijwillige als onvrijwillige acties zoals beweging en sensatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de grijze stof?

A

Bestaat uit cellichamen van miljarden neuronen, ligt bij de hersenen aan de buitenzijde en bij het ruggenmerg aan de binnenzijde.

Grijze stof is waar de meeste neurale verwerking plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de witte stof?

A

Bestaat uit de vettige myeline, uitlopers neuronen met daaromheen myeline, ligt bij de hersenen aan de binnenzijde en bij het ruggenmerg aan de buitenzijde.

Witte stof is verantwoordelijk voor de snelle communicatie tussen verschillende delen van het zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het animale zenuwstelsel?

A

Verwerkt de informatie uit je zintuigen en koppelt deze op een juiste manier aan je spieren.

Het animale zenuwstelsel is verantwoordelijk voor bewuste bewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat regelt het autonome zenuwstelsel?

A

Regelt zaken als ademhaling en hartslag, draagt bij aan homeostase.

Het autonome zenuwstelsel functioneert meestal onbewust en regelt vitale functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het parasympatische deel van het autonome zenuwstelsel?

A

Dominant: activeert rust en herstel, bevordert de vertering.

Het parasympatische deel helpt het lichaam te ontspannen en energie te besparen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het orthosympatische deel van het autonome zenuwstelsel?

A

Dominant: activeert hartslag en ademhaling, ondersteunt actie van de skeletspieren.

Het orthosympatische deel bereidt het lichaam voor op actie in stressvolle situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn gemengde zenuwen?

A

Zenuwen die een mengsel zijn van axonen en dendrieten van verschillende neuronen.

Gemengde zenuwen zorgen ervoor dat de impulsen in tegengestelde richting gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn tight junctions?

A

Gespecialiseerde verbindingen tussen cellen die zorgen voor een strakke en vrijwel ondoordringbare afdichting tussen celmembranen.

Tight junctions reguleren de permeabiliteit van epitheel- en endotheliale weefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn astrocyten?

A

Gliacellen in het centrale zenuwstelsel die diverse ondersteunende en regulerende functies vervullen.

Astrocyten helpen bij het handhaven van de homeostase en ondersteunen neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de functie van de grote hersenen?

A

Aansturing spieren, bewustwording van prikkels, geheugen, logisch redeneren, emoties.

De grote hersenen zijn verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de hersenbalk?

A

Verbinding tussen hersenhelften.

De hersenbalk speelt een cruciale rol in de communicatie tussen de linker en rechter hersenhelft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat doet de thalamus?

A

Selecteert welke impulsen van zintuigen naar de hersenschors gaan.

De thalamus fungeert als een soort schakelstation voor sensorische informatie.

24
Q

Wat is de functie van de hypothalamus?

A

Afgifte neuro-endocriene hormonen, homeostase, aansturen hypofyse.

De hypothalamus speelt een belangrijke rol in het reguleren van verschillende lichaamssystemen.

25
Wat doet de hypofyse?
Afgifte diverse hormonen. ## Footnote De hypofyse is vaak de 'meesterklier' van het lichaam vanwege zijn invloed op andere klieren.
26
Wat is de functie van de hersenstam?
Verbindt de grote en kleine hersenen met het ruggenmerg, regelt ademhaling en hartritme. ## Footnote De hersenstam is cruciaal voor vitale autonome functies.
27
Wat is de functie van de kleine hersenen?
Coördinatie bewegingen. ## Footnote De kleine hersenen zijn verantwoordelijk voor het verfijnen van motorische controle.
28
Wat is een reflex?
Reactie op een prikkel zonder of voordat het leidt tot bewustwording. ## Footnote Reflexen zijn automatische reacties die het zenuwstelsel snel kan initiëren.
29
Wat is een reflexboog?
Zintuigcellen --> sensorische neuronen --> schakelneuronen --> motorische neuronen --> spier- of kliercellen. ## Footnote Reflexbogen zijn de paden die impulsen volgen voor reflexreacties.
30
Wat is membraanpotentiaal?
De kracht waarmee ionen een elektrisch evenwicht kunnen bereiken. ## Footnote Membraanpotentiaal is essentieel voor de werking van neuronen.
31
Wat zijn ionpoorten?
Eiwitten die alleen bepaalde typen ionen het membraan laten passeren. ## Footnote Ionpoorten reguleren de ionenstroom in en uit de cel.
32
Wat zijn lekpoorten?
Ionpoorten die zo nu en dan openstaan. ## Footnote Lekpoorten dragen bij aan het handhaven van de rustpotentiaal.
33
Wat zijn spanningsafhankelijke poorten?
Poorten die openen door een veranderde membraanpotentiaal. ## Footnote Spanningsafhankelijke poorten zijn cruciaal voor het genereren van actiepotentialen.
34
Wat zijn Na-K-pompen?
Pompen de gelekte K en Na-ionen terug de cel in. ## Footnote Na-K-pompen zijn essentieel voor het handhaven van de ionenbalans in neuronen.
35
Wat is rustpotentiaal?
Het elektrische potentiaalverschil over het membraan van een rustende zenuwcel. ## Footnote Rustpotentiaal is de basis voor de excitatie van neuronen.
36
Wat is een actiepotentiaal?
Een plotselinge verandering in het elektrische potentiaal over het membraan van een zenuwcel. ## Footnote Actiepotentialen zijn de signalen die langs neuronen worden verzonden.
37
Wat is de absoluut refractaire periode?
Periode waarin het neuron ongevoelig is voor een nieuwe prikkel. ## Footnote Deze periode voorkomt dat een neuron onmiddellijk opnieuw wordt geactiveerd.
38
Wat is de relatief refractaire periode?
Fase wanneer een sterke prikkel voor de opening van de Na+-poorten zorgt. ## Footnote Tijdens deze periode kan een neuron opnieuw worden geactiveerd, maar alleen door een sterke stimulus.
39
Wat is depolarisatie?
Het proces waarbij het elektrische potentiaal over het membraan van een cel minder negatief wordt. ## Footnote Depolarisatie is een essentiële stap in het genereren van een actiepotentiaal.
40
Wat is de prikkeldrempel?
Het minimale niveau van stimulatie dat nodig is om een zenuwcel te activeren. ## Footnote De prikkeldrempel bepaalt of een neuron een actiepotentiaal genereert.
41
Wat is hyperpolarisatie?
Het verhogen van de negatieve lading over het celmembraan. ## Footnote Hyperpolarisatie maakt het moeilijker voor een neuron om een actiepotentiaal te genereren.
42
Wat is het alles-of-niets principe?
Stelt dat een zenuwcel een actiepotentiaal genereert wanneer de stimulatie de prikkeldrempel overschrijdt. ## Footnote Dit principe betekent dat de grootte van de actiepotentiaal altijd hetzelfde is, ongeacht de intensiteit van de stimulus.
43
Wat is prikkelsterkte?
De mate van intensiteit of kracht van een stimulus die nodig is om een respons te veroorzaken. ## Footnote Prikkelsterkte beïnvloedt hoe een neuron reageert op stimuli.
44
Wat is een tastreceptor?
Een sensorische zenuwuiteinde dat gevoelig is voor aanraking, druk, temperatuur en pijn. ## Footnote Tastreceptoren helpen bij het detecteren van tastbare sensaties in de huid.
45
Wat is impulsgeleiding?
Het verplaatsen van een actiepotentiaal over het membraan. ## Footnote Impulsgeleiding is de basis voor communicatie tussen neuronen.
46
Wat is sprongsgewijze impulsgeleiding?
Het proces waarbij een actiepotentiaal snel en efficiënt springt tussen de knopen van Ranvier. ## Footnote Sprongsgewijze impulsgeleiding verhoogt de geleidingssnelheid van signalen.
47
Wat is het presynaptische membraan?
Het membraan van een zenuwcel dat zich vóór de synaptische spleet bevindt. ## Footnote Dit membraan is waar neurotransmitters worden vrijgegeven.
48
Wat is het postsynaptische membraan?
Het membraan van een ontvangende cel dat zich aan de andere kant van de synaptische spleet bevindt. ## Footnote Dit membraan bevat receptoren voor neurotransmitters.
49
Wat is de synapsspleet?
De kleine ruimte tussen het presynaptische en postsynaptische membraan. ## Footnote Neurotransmitters worden hier vrijgegeven om signalen over te dragen.
50
Wat zijn activerende neurotransmitters?
Binden zich aan receptoren van Na+-poorten in het postsynaptische membraan. ## Footnote Activerende neurotransmitters hebben een exciterende (stimulerende) werking.
51
Wat is EPSP?
Activeert omliggende spanningsafhankelijke Na+-poorten en er ontstaat een nieuw actiepotentiaal in het postsynaptische neuron. ## Footnote EPSP's zijn essentieel voor het doorgeven van signalen in het zenuwstelsel.
52
Wat zijn remmende neurotransmitters?
Openen voor de neurotransmitter gevoelige K+-poorten wat leidt tot hyperpolarisatie. ## Footnote Remmende neurotransmitters hebben een inhiberende werking.
53
Wat is IPSP?
Een tijdelijke verandering in het elektrische potentiaal van een postsynaptische neuron, waardoor het moeilijker wordt voor de cel om een actiepotentiaal te genereren. ## Footnote IPSP's spelen een rol in het reguleren van neuronale activiteit.
54
Wat betekent dubbele innervatie?
Betekent dat een orgaan wordt beïnvloed door zowel zenuwen van het sympathische als het parasympathische zenuwstelsel. ## Footnote Dit zorgt voor een gebalanceerde controle over organen.
55
Wat is de zwervende zenuw?
De langste zenuw van het parasympathische zenuwstelsel, reguleert autonome functies. ## Footnote De zwervende zenuw heeft invloed op hartslag, ademhaling en spijsvertering.