Begrippen geld en rondkomen Flashcards
(22 cards)
Aandeel
Je koopt een stukje van
een bedrijf, dan ben je
een belegger.
Aflossing
Het terugbetalen van een lening (in stukjes)
Beleggen
Je investeers in een
bedrijf, je maakt winst
of verlies, het is een risico
Chartaal geld
Munten en bankbiljetten
Eigenaar
Je hebt een eigendom,
je mag er mee doen wat
je wilt en je bent
verantwoordelijk.
Fiduciair geld
Het verliest zijn waarde
niet omdat je er iest mee
kunt kopen (Gouden munt)
Geldfuncties
Ruilmiddel
Rekenmiddel
Spaarmiddel
Giraal geld
Het geld wat op je
bankrekening staat
Interest
Synoniem van rente
die JIJ krijgt voor het
uitlenen van geld
Intrinsieke waarde van geld
Materiaalwaarde van
geld (gouden munt)
Lenen
Geld lenen van iemand
waar je rente overheen
betaald
Maandtermijn
Een vast bedrag voor het
aflossen van een lening
Moral Hazard
Iemand gaat zich
risicovoller gedragen
omdat hij verzekerd is
Obligaties
Een bewijs dat iemand
een lening bij jou heeft
Polis
Bewijs dat je
verzekerd bent
Premie
Bedrag dat je
betaald voor een
verzekering
Rente
Je ontvangt geld
omdat je het uitleende
Schadevergoeding
Geld dat je van de
verzekering krijgt
wanneer je schade hebt
Spaarmotieven
Voorzorg
Doel
Rente
Spaarrekening
Spaargeld is vrij
opneembaar bij
de bank
Sparen
Een deel van je
inkomsten niet
uitgeven
Verzekering
Je betaald geld om het
vergoed te krijgen als het
dringend nodig is