Begrippen H 3 Flashcards

(29 cards)

1
Q

agglomeratie

A

Aaneengesloten stedelijke bebouwing die zich over meer dan één gemeente uitstrekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

CBD (Central Business District)

A

Centrum van een stad waar allerlei kantoren zijn gevestigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

compacte stad

A

Stadsvernieuwing waarbij het opvullen van open plekken en het bouwen van nieuwe wijken tegen de ouder stad uitgangspunten zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

drempelwaarde

A

Het minimumaantal mogelijke klanten dat nodig is om een goed of dienst op een bepaalde plaats met winst te kunnen aanbieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoofdstad

A

belangrijkste stad van een land waar een land meestal de regering zetelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

koloniale dubbelstad

A

Een stad die bestaat uit een westers en een niet-westers stadsdeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

megastad

A

Stad met meer dan tien miljoen inwoners.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

primate city

A

Een stad die, gelet op aantal inwoners en functies, veel groter en belangrijker is dan de tweede stad in het land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

publieke ruimte

A

Dat deel van de wijk of stad dat voor iedereen toegankelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Randstad

A

Hoefijzervormig stedelijk gebied waarvan Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag de belangrijkste kernen vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

reikwijdte

A

De afstand die de klanten willen afleggen voor een bepaalde dienst of bepaald goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

renovatie

A

Het opknappen van huizen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sanering

A

Het afbreken van huizen en wijken en ze vervangen door nieuwbouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

segregatie

A

Het gescheiden wonen van verschillende bevolkingsgroepen in een stad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

site

A

Kenmerken van de ligging van een plaats zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

situation

A

Kenmerken van een plaats die samenhangen met zijn ligging ten opzichte van andere plaatsen op gebieden.

17
Q

stadsgewest

A

Een stedelijke gebied waarin omringende plaatsen op tal van manieren verbonden zijn met de centrale stad.

18
Q

stedelijk gebied

A

Gebied waarin een aantal stadsgewesten liggen die goed met elkaar verbonden zijn.

19
Q

stedelijk netwerk

A

Een groep van steden in een land de onderling op tal van terreinen verbonden zijn.

20
Q

suburbanisatie

A

Proces waarbij mensen en bedrijven vannuit een stad naar het omringende platteland trekken.

21
Q

suburbs

A

(Amerikaanse) voorsteden

22
Q

verstedelijking

A

Proces waarbij mensen van het platteland naar de stad trekken.

23
Q

verstedelijkingsgraad

A

Percentage van de bevolking dat in steden woont.

24
Q

verstedelijkingstempo

A

Percentage waarmee de verstedelijkingsgraad jaarlijks toeneemt.

25
verzorgingsgebied
Het gebied dat door één plaats wordt verzien van goederen en diensten.
26
vestigingsoverschot
Het positieve verschil tussen het aantal mensen dat vertrekt en dat zich vestigt.
27
Vinex-locatie
Een nieuw stadsdeel dat tegen de oude stad is aangebouwd.
28
wereldstad
Grote stad die voor en deel van de wereld belangrijk is op het gebied van economie, politiek en cultuur.
29
woningdichtheid
Het aantal woningen per hectare.