Begrippen H5 Flashcards

(47 cards)

1
Q

amfitheater

A

Ovaal theater met oplopende zitplaatsen (tribune).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

barok

A

Europese stijlperiode die begin zeventiende eeuw in Italië ontstaat en voortduurt tot in de eerste helft van de achttiende eeuw. Kenmerkend is de overdadige vorm met veel versieringen die aanstuurt op heftige emoties bij de kijker of luisteraar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

beiaard

A

Klokkenspel of carillon. Een met een toetsenbord bespeelbaar muziekinstrument, bestaande uit één of meerdere series klokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

blijspel

A

Dramavorm ontstaan in het antieke Griekenland met een vrolijke, satirische toon, een volks karakter en vaak een goede afloop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bloempiramide

A

Een vaas die bestaat uit gestapelde delen waarin tulpen gestoken kunnen worden. Aanvankelijk alleen als Delfts blauw verkrijgbaar, later ook in Chinees porselein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bloemstilleven

A

Schildergenre, stilleven met als voorstelling bloemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

collegium musicum

A

Gezelschap van burgers die in besloten kring bijeenkomen om voor hun eigen plezier te zingen en muziek te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

contrafact

A

Lied met een nieuwe tekst op een bestaande melodie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

coulisse

A

Verplaatsbaar zijstuk van toneeldecor, vaak een doek, dat spelers van het publiek afschermt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Delfts blauw

A

Blauw-wit aardewerk met Chinese decoraties, gemaakt in Delft als goedkoop alternatief voor Chinees porselein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

deus ex machina

A

(Latijn: god uit een machine) verteltechniek waarbij sprake is van een onverwachte ontknoping.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dubbelportret

A

Portret van twee personen, in sommige gevallen twee losse portretten die bij elkaar horen, zoals de huwelijksportretten in de zeventiende eeuw in de Nederlanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

emblemata

A

Symbolische plaatjes met moralistische boodschap bestaande uit een afbeelding met een rijmpje of andere geschreven toelichting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

genres

A

Algemene benaming voor categorieën waarin je kunstwerken binnen een discipline kunt indelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

genrestuk

A

Schilderij met een tafereel uit het dagelijks leven en vaak een verborgen moralistische boodschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

geuzenliederen

A

Liederen met nieuwe tekst op bestaande melodieën uit de Tachtigjarige Oorlog waarin heldendaden worden bejubeld en tegenstanders bespot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gilde

A

Samenwerkingsverband van ambachtslieden met hetzelfde beroep in een stad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

glazenier

A

Glaskunstenaar die glas-in-loodramen of gebrandschilderde ramen maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

groepsportret

A

Zeventiende-eeuws schildergenre van een groep burgers, zoals regenten of schutters.

20
Q

gulden snede

A

Ideale of goddelijk genoemde verhouding tussen lengte en breedte van een object, nl. breedte : lengte = 1 : 1,6.

21
Q

Hollands classicisme

A

Algemene stijlaanduiding voor Nederlandse architectuur die rechtstreeks is gebaseerd op klassieke voorbeelden.

22
Q

klassieke oudheid

A

Aanduiding in de Westerse geschiedschrijving van de periode van de Griekse en Romeinse beschaving van ca. 500 v.Chr. tot 500 n.Chr.

23
Q

klavecimbel

A

Snaarinstrument met toetsen dat populair is in de barok. Via een mechaniek worden de snaren aangetokkeld als de toetsen worden ingedrukt.

24
Q

klucht

A

Komisch toneelstuk over ‘het dagelijks leven’. Het verhaal en de gesproken taal zijn vaak grof en volks.

25
komedie
Dramavorm ontstaan in het antieke Griekenland met een vrolijke, satirische toon, een volks karakter en vaak een goede afloop.
26
landschap
In de beeldende kunst: werk (schilderijen, tekeningen, etc.) met het landschap als belangrijkste onderwerp.
27
madrigaal
Meerstemmig lied voor een groep zangers, al dan niet met begeleiding, uit de renaissance of barok op een wereldlijke tekst.
28
nationalisme
Voorliefde voor het eigen volk en de eigen staat. In de kunst worden verschillen tussen nationale stijlen benadrukt en volksmuziek verheerlijkt.
29
Nederlandse barokschilderkunst
Zeventiende-eeuwse Nederlandse schilderijen met barokkenmerken zoals dynamische scènes en sterke licht-donkercontrasten.
30
porselein
Hard, doorschijnend en meestal wit keramiek dat aanvankelijk vooral in China en Japan werd geproduceerd.
31
psalm
Lied opgenomen in de Bijbel (Oude Testament) dat wordt gezongen in de kerk en soms ook in huiselijke kring.
32
putto
(Meervoud: putti) Klein mollig kindfiguurtje, meestal naakte jongetjes met vleugels, gebruikt als decoratie in de renaissance, barok en rococo.
33
rariteitenkabinet
Een kast, kamer of collectie met zowel kunstvoorwerpen als zeldzame of exotische bijzonderheden uit de natuur.
34
rederijkers
Gegoede burgers met een klassieke opleiding die zich in verenigingsverband bezighielden met toneel, poëzie en voordracht.
35
reformatie
Hervormingsbeweging in de zestiende eeuw binnen de christelijke kerk die uiteindelijk leidt tot het ontstaan van het protestantisme.
36
regentenstuk
Schildergenre typisch voor Nederland in de zeventiende eeuw, groepsportret van regenten (bestuurders) van een liefdadigheidsinstelling of gilde.
37
renaissance
Opleving van de idealen en kunst van de klassieke oudheid, opgekomen in de veertiende eeuw in Italië.
38
retorica
De kunst om goed te spreken in het openbaar.
39
schuttersstuk
Groepsportret in opdracht gemaakt van schutterij, typisch Nederlands genre in de schilderkunst van de zeventiende eeuw.
40
speklaag
In de bouwkunst een horizontale versiering in een gevel, vaak een band van lichtgekleurde natuursteen tussen donkere bakstenen.
41
spektakelstuk
Theatervorm met veel spektakel en spectaculaire gebeurtenissen, zoals rampen of gruwelijkheden.
42
timpaan
Een halfcirkelvormig of driehoekig vlak onder een (dak)lijst of boog, vaak met reliëfs als decoratie.
43
toneelmachinerie
Mechanische installaties waarmee in een theater decors kunnen worden bediend en theatrale effecten worden bereikt.
44
tragedie of treurspel
Dramavorm ontstaan in het antieke Griekenland, met een ernstige handeling en vaak een fatale afloop.
45
trapgevel
Renaissance topgevel die zich naar boven toe trapsgewijs versmalt. Kenmerkend voor grachtenpanden uit de 17e eeuw.
46
vanitasstilleven
Stilleven waarop de afgebeelde (luxe) voorwerpen symbool staan voor de eindigheid van het leven.
47
zeestuk
Genre in de schilderkunst dat schepen op zee weergeeft, bijvoorbeeld een zeeslag of havengezicht.