Begrippen H7 Flashcards

(25 cards)

1
Q

Bemoeigoederen

A

Goederen waarvan de overheid de prijs beïnvloed om de consumptie van het goed te ontmoedigen of te stimuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Collectieve goederen

A

Goederen die door de overheid worden geproduceerd en voor iedereen beschikbaar zijn en waar je geen individuele prijs voor kunt betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Collectieve sector

A

De overheid en zelfstandige bestuursorganen zbo’s samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Individuele goederen

A

Goederen die door de markt worden geproduceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Negatief externe effecten

A

De nadelige invloed die de productie van een goed op anderen kan hebben en die niet in de prijs van het goed is opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Particuliere sector

A

Alle bedrijven en burgers in een land samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Positieve externe effecten

A

De voordelige invloed die de productie van een goed op anderen kan hebben en die niet in de prijs van het goed is opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Quasi-collectieve goederen

A

Goederen die door de overheid worden geproduceerd maar waar je wel individueel voor kunt betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Belastingbeginselen

A

Uitgangspunten waarop wordt bepaald of en hoe er belasting wordt geheven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Directe belasting

A

Belasting op inkomen en vermogen die je rechtstreeks aan de overheid betaalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Draagkrachtbeginsel

A

Uitgangspunt voor belastingheffing waarbij de hogere inkomens relatief meer belasting betalen dan de lagere inkomens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Indirecte belastingen

A

Kostprijsverhogende belastingen die je via een winkel aan de overheid betaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Miljoenennota

A

Een samenvatting van de rijksbegroting die elk jaar op Prinsjesdag wordt gepresenteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Profijtbeginsel

A

Uitgangspunt voor belastingheffing waarbij je alleen belasting betaalt als je het goed consumeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Rijksbegroting

A

Overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid voor een komend jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sociale premies

A

Inkomsten waarmee de collectieve sector de sociale verzekeringen betaalt aan burgers die hier recht op hebben

17
Q

Sociale zekerheid

A

Het systeem van uitkeringen dat ervoor zorgt dat mensen zonder inkomen toch geld hebben om van te leven

18
Q

Solidariteitsbeginsel

A

Uitgangspunt voor belastingheffing waarbij het collectief opkomt voor het individu

19
Q

Begrotingsoverschot

A

De verwachte inkomsten van de overheid zijn groter dan de verwachte uitgaven

20
Q

Begrotingstekort

A

De verwachte inkomsten van de overheid zijn kleiner dan de verwachte uitgaven

21
Q

Bezuinigen

A

De overheid verlaagt de uitgaven

22
Q

Overheidsschuld

A

De totale schuld die de overheid heeft opgebouwd door geld te lenen mag 60% van bbp zijn en ze mogen elke keer 3% van het bbp lenen

23
Q

Stabiliteits- en groeipact

A

Afspraken tussen lidstaten van de EMU over de overheidsfinanciën

24
Q

Bereken het begrotingssaldo

A

Inkomsten overheid - uitgaven overheid

25
Bereken het indexcijfer
Betalen gevraagd jaar/getal basisjaar •100