Begrippen Marktgedrag H3 Flashcards

3.1, 3.2, 3.3, 3.4 (16 cards)

1
Q

(herhaald) simultaan spel

A

Een spel (herhaald = meerdere keren achter elkaar gespeeld) waarin de spelers tegelijkertijd beslissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

beslisboom

A

(= spelboom) Een schema dat de volgorde van beslissen en de verschillende bijbehorende uitkomsten toont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

best response methode

A

De reactie met de hoogste pay-off van iedere speler op elke keuze van de ander met als doel om uiteindelijk een evenwicht te vinden waarbij geen van de spelers zich kan verbeteren (Nash-evenwicht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

duopolie

A

Oligopolie met slechts twee aanbieders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gevangenendilemma

A

Een speltheoretische situatie waarbij twee spelers een dominante strategie hebben, maar waarbij het Nash-evenwicht suboptimaal is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

marktaandeel

A

Het marktaandeel geeft weer welk deel van de totale markt in handen is van een onderneming. Het marktaandeel kan worden weergegeven in een percentage van de totale afzet of in een percentage van de totale omzet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kartel

A

Aanbieders maken onderling afspraken met als doel de concurrentie te verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

marketing

A

Alle activiteiten van een onderneming om de verkoop te bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nash-evenwicht

A

De uitkomst van een spel waarbij geen van de spelers zich kan verbeteren gegeven de keuze van de andere speler(s).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

prijzenoorlog

A

Een situatie waarin ondernemingen binnen een bepaalde sector elkaar beconcurreren door prijsverlagingen waarmee ze proberen een groter marktaandeel te verwerven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

oligopolie

A

Marktvorm met een beperkt aantal aanbieders, homogene of heterogene producten en hoge toetredingsbarrières.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

schaalvoordelen

A

Kostenvoordelen die ontstaan door productie op grote schaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sequentieel spel

A

Een spel waarin de spelers na elkaar beslissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

spelboom

A

(= beslisboom) Een schema dat de volgorde van beslissen en de verschillende bijbehorende uitkomsten toont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

suboptimaal evenwicht

A

Het resultaat is voor beide spelers slechter dan bij een andere uitkomst van het spel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zelfbinding

A

Vooraf uitspreken wat je in een bepaalde situatie gaat doen en je daaraan houden. Zelfbinding wordt geloofwaardig door het verbinden van een negatieve consequentie aan de dominante strategie.