Marktgedrag H1 Flashcards

1.1, 1.2, 1.3, 1.4 (22 cards)

1
Q

Wat zijn de vier verschillende marktvormen?

A
  1. Volkomen concurrentie/volledige mededinging,
  2. Monopolistische concurrentie,
  3. Oligopolie,
  4. Monopolie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is marktgedrag?

A

De strategie die een onderneming kiest in de concurrentiestrijd met andere ondernemingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarvan is de invloed van een ondernemer op de prijsvorming afhankelijk?

A
  1. Hoeveelheid concurrenten,
  2. Hoogte van toetredingsbarrières,
  3. Mate waarin het product gedifferentieerd is ten opzichte van andere aanbieders.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het marktmechanisme/prijsmechanisme?

A

Het samenspel van vraag en aanbod dat bepaalt voor welke prijs en welke hoeveelheid op de markt wordt aangeboden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de marktprijs/evenwichtsprijs?

A

De prijs die tot stand komt in het marktmechanisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de kenmerken van volkomen concurrentie.

A
  1. Groot aantal aanbieders,
  2. Homogene producten,
  3. Lage toetredingsbarrières.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn hoeveelheidsaanpassers?

A

Ondernemers die in een markt van volkomen concurrentie geen invloed hebben op de prijs en alleen de aangeboden hoeveelheid kunnen aanpassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de evenwichtshoeveelheid?

A

De hoeveelheid die bij de marktprijs wordt aangeboden en gevraagd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent het dat een markt transparant is?

A

De marktpartijen zijn volledig geïnformeerd over de aard van het product en de prijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er met de marginale opbrengst (MO) bij volkomen concurrentie?

A

MO is gelijk aan de prijs (P), dus elk extra verkocht product levert precies de prijs op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er bij een toename van het aantal aanbieders op de markt van volkomen concurrentie?

A

De collectieve aanbodlijn verschuift naar rechts, wat leidt tot een lager evenwichtsprijs en een daling van de winstmarge.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de individuele aanbodsfunctie?

A

Het verband tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid van een producent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer blijft een ondernemer produceren bij lage prijzen?

A

Als de prijs hoger is dan de variabele kosten (P > GVK).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er als de prijs lager is dan de gemiddelde variabele kosten (GVK)?

A

De ondernemer stopt tijdelijk of permanent, afhankelijk van de vaste kosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er bij een markt van volkomen concurrentie als de marktprijs boven de kostprijs ligt?

A

Ondernemers maken winst, wat leidt tot toetreding van nieuwe ondernemingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de formule voor prijselasticiteit?

A

EV = %verandering vraag / %verandering prijs.

11
Q

Wat is prijselasticiteit van de vraag?

A

Een maatstaf voor hoe sterk de vraag reageert op een prijsverandering.

12
Q

Wanneer is de vraag elastisch?

13
Q

Wanneer is de vraag inelastisch?

14
Q

Wat gebeurt er bij een daling van de marginale kosten?

A

De collectieve aanbodlijn verschuift naar rechts.

14
Q

Wat betekent ceteris paribus?

A

Dat er slechts één factor verandert terwijl de andere constant blijven.

15
Q

Wat gebeurt er bij een stijging van de marginale kosten?

A

De individuele aanbodfunctie verschuift naar links en de collectieve aanbodlijn verschuift ook naar links.