BIO Flashcards

(55 cards)

1
Q

Mitose

A

herstellen, vervangen en groeien. Aantal chromosomen blijft hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Meiose

A

het produceren van geslachtscellen. Aantal chromosomen halveert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zit er in de kern van een cel?

A

cytoplasma wat voedingsstoffen bevat die van het d=hart door heel het lichaam vervoerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn voedingsstoffen?

A

Water, vitamine, koolhydraten, eiwitten enzovoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Mitochondria

A

Het uitspugen van afvalstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

4 verschillende soorten cellen

A

Zenuwcel
Spiercel
Botcel
slijmcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke cellen kunnen zich niet meer delen als ze kapot zijn?

A

Spier- en zenuwcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat betekend anabole reactie, anabolisme of assimilatie?

A

Het aan elkaar plakken van moleculen tot hij groter word. Kost energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat betekend katabole reactie, katabolisme of dissimilatie?

A

Het kapotmaken van grote moleculen tot kleinere. energie komt vrij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Celopbouw: Celmembraan

A

Zorgt ervoor dat foute stoffen niet zomaar binnenkomen en goede niet zomaar weggaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Celopbouw: Lysosoom

A

Zorgt voor de afbraak van vetten, eiwitten, koolhydraten, afvalstoffen en nucleinezuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Celopbouw: Mitochondrium

A

Zorgen voor de celademhaling. Uitspugen van afvalstoffen. Energieleveranciers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Celopbouw: Nucleus

A

Het randje om de kern, stuurt alle stofwisselingsactiviteiten in de cel aan. de celmembraan en het plasma noemen ze samen de Nucleus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Celopbouw: Ribosomen

A

Klien bolvormige deeltjes die los en vast aan het membraan zitten. Los = eiwitten voor de cel zelf gesynthetiseerd. Vast = eiwitten gesynthetiseerd die bedoeld zijn voor gebruik buiten de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Celopbouw: Centrosoom

A

Word actief op het moment dat de cel gaat delen. Het verdubbeld zich en elk centrosoom gaat naar 1 deel van de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Celopbouw: Golgi-systemen

A

Eiwitten, koolhydraten en vetten worden hier omgezet zodat ze naar specifieke plekken die in de cel nodig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Celopbouw: Cytoplasma

A

Eiwitten, koolhydraten, vetten en zouten zijn hier opgeslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het verschillen tussen milieu exterieur en interieur

A

Milieu exterieur = de buitenwereld, huid en ingangen
milieu interieur = binnne het lichaam, het waterige milieu waarmee weefselcellen mee in contact staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is homeostase?

A

Het stabiel houden van de lichaamsnormen. teveel afvalstoffen is giftig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is Diffusie?

A

Evenredige verspreiding moleculen over beschikbare ruimte, kost geen moeite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is osmose?

A

Diffusie van water die door een semipermeabel membraan gaat doordat hij de hoogste osmotische waarde heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is metabolisme?

A

De stofwisseling in het lichaam wat cellen veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Verschil tussen endocytose en exocytose

A

Endocytose = opnemen van vast voedingsstoffen (fagocytose) en vloeistoffen (pinocytose)
Exocytose = uitspugen van voedingsstoffen

24
Q

Uit hoeveel lagen bestaat de huid?

A
  1. Epidermis
  2. Dermis
25
Welke lagen heeft de 1. Edpidermis
1. Hoornlaag 2. Kiemlaag
26
UIt welke lagen bestaat de 2. Dermis en wat is typisch aan deze lagen?
1. Papilaire laag 2. Recticulaire laag In deze lagen zijn bloedvaten aanwezig
27
Wat zijn de 5 lagen van de Epidermis
1. Corneum = afgestorven cellen 2. Lucidum = doorzichtige platte cellen zonder kern 3. Granulosum = cellen met koreels die voorstadium zijn voor de hoornlaag 4. Spinosum = cellen met uitsteeksels, stevighedi van de huid 5. Moederlaag = cellen met pigmentkorrels
28
Bij welke lagen van de huid is er celdeling?
Alleen bij de kiemlaag: moederlaag is altijd celdeling spinosum en granulosum alleen bij beschadiging
29
Wat is het verschil tussen vasoconstructie en vasodilatatie
Vasoconstructie = het is koud, samentrekken van haarspiertjes en kippenvel Vasodilatatie = het is warm, rode huid, samentrekken van zweetklieren
30
Wat zijn de kenmerken van rode bloedcellen Wettenschappelijke naam Aantal per ml Vorm Bijzonderheden Functie
Wettenschappelijke naam: Erthocyten Aantal per ml: 5 miljard Vorm: schotelvorm Bijzonderheden: geen kern Functie: voedingsstoffen brengen naar heel het lichaam
31
Wat zijn de kenmerken van witte bloedcellen Wettenschappelijke naam Aantal per ml Vorm Bijzonderheden Functie
Wetenschappelijke naam: leukocyten Aantal per ml: 4-10 miljoen Vorm: diverse vormen Bijzonderheden: soms grillig, gevormde kern Functie: ziekteverwekkers uitschakelen en opruimen
32
Wat zijn de kenmerken van bloedplaatjes Wetenschappelijke naam Aantal per ml Vorm Bijzonderheden Functie
Wetenschappelijke naam: trombocyten Aantal per ml: 300 miljoen Vorm: kleine celfragment Bijzonderheden: geen kern Functie: zorgt dat je bloed gaat stollen
33
Welk afweer sytseem in er sinds de geboorte?
A-Specifieke afweer Specifiek afweer word tijdens het leven verworven
34
Wat zijn de 3 witte bloedcellen?
Granulocyten Monocyten Lymfocyten
35
Welke van de witte bloedcellen zijn microcyten?
Granulocyten
36
Welke van de witte bloedcellen zijn Macrocyten?
Monocyten
37
Onder welke afweer valt de lijn verdedigingsmechansime?
Aspecifieke afweer, lijn 1 en 2. Stel deze afweer kon het niet tegen houden gaan we over naar de specifieke afweer
38
Met welke stof vervoerd de rode bloedcellen de voedingsstoffen?
Hemelglobine
39
Rubor, Color, Tumor, Polor, Functie laesa van welke ziekte zijn deze verschijnselen?
Ontsteking
40
Aan welke bloedgroepen kan A bloed geven
Aan A en AB
41
Aan welke bloedgroep kan AB bloed geven
Aan AB
42
O kan bloed geven aan?
O, A, B en AB
43
Wat pompt je hart rond?
Je hart pompt zuurstof en koolstofdioxide rond
44
Je bloed gaat van je longen naar je hart met ....
de 4 aders (Vena)
45
Het bloed gaat van je hart naar heel je lichaam door ....
Slagaders
46
Uit hoeveel onderdelen bestaat je hart?
1. Rechter Atrium 2. Rechter Ventrikel (van slagader/arteria) 3. Linker Atrium (van ader/vena) 4. Linker Ventrikel
47
Wat is het verschil tussen de kleine en grote bloedsomloop?
Klein = van longen naar hart en terug naar de longen. (longcirculatie) Groot = van hart naar lichaam en weer etrug naar hart. (lichaamscirculatie)
48
Wat zit er tussen de LA en LV
de mitrals klep
49
Welke ventrikel heeft een dikke wand?
De linkerventrikel.
50
Hoe gaat de bloedsomloop
Je bloed komt van je longen via de 4 aders in je LA dan gaat het naar je LV en van daar gaat het naar heel je lichaam. Dan komt het bloed terug in je RA via de 2 aders naar de RV terug naar het hart. Via de RV gaat het met een zuurstofvolle slagader naar je longen
51
Hoe heten de 4 aders samen?
Vena Pulmonalis
52
Met welke slagaders gaat het bloed van het hart naar de longen
Rechts = Trancus Pulmonalis Links = Arderi pulmonalis
53
Wat word er bedoeld met Distol?
Wanneer de ventrikels ontspannen zijn waardoor er bloed in het hart komt.
54
Slagaders vervoeren zuurstof en voedingsstoffen naar je organen, waar of niet waar/
Waar, alleen bij je longen is dat een afzondering.
55
Wat vervoeren Aders normaal
Normaal vervoeren aders koolstofdioxide en afvalstoffen af, alleen werkt dit andersom bij je longen