bio 5.1.4,5,6 Flashcards

(98 cards)

1
Q

wat vormt het centraal zenuwstelsel?

A

de hersenen en het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

door wat zijn de hersenen en ruggenmerg beschermt?

A

uit benige structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uit wat zijn de hersenen en ruggenmerg opgebouwd?

A

uit zenuwcellen en gliacellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hersenen

A

ze zijn weke organen en dienen daarom goed te worden beschermd. onder de hoofdhuid en de schedel worden de hersenen nog eens extra beschermd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe heren de beschermende delen van de hersenen?

A

hersenvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is meningitis

A

een hersenvliesontsteking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoeveel hersendelen zijn uitwendig zichtbaar?

A

drie: de grote hersenen, de kleine hersenen en de hersenstam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe heten de andere niet uitwendig zichtbare hersendelen?

A

Hersenbalk, tussenhersenen en de hersenholten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe heet het groef dat door het midden van de hersenen gaat?

A

Overlangse groef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

rechterhemisfeer

A

groef van Rolando, achterhoofdslob

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

linkerhemisfeer

A

voorhoofdslob, wandlob, slaaplob

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke groeven verdelen elke hersenhelft in vier lobben?

A

groef van Rolando en groef van Sylvius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat vind je voor de groef van rolando

A

voorhoofdslob

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat vind je achter de groef van rolando

A

de wandlob

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat vind je onder de groef van sylvius

A

de slaaplob

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat vind je helemaal achteraan de hersenen?

A

de achterhoofdslob

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de hersenstam

A

het is opgebouwd uit de middenhersenen, de brug van Varol en het verlengde merg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de kleine hersenen

A

ze liggen aan het achterzijde van de hersenstam en zijn door een overlangse groef verdeeld in twee hemisferen die met elkaar verbonden zijn door de brug van varol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de hersenbalk

A

Het is een gebied in de hersenen dat de linker- en rechterhelft met elkaar verbindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

tussenhersenen

A

thalamus, hypothalamus, hypofyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

waar bevinden de tussenhersenen zich?

A

tussen de grote hersenen en de hersenstam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hypofyse

A

een aanhangsel aan de hypothalamus, het is een belangrijke klier die hormonen produceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

hersenholten

A

in de hersenen bevinden zich vier holten die met elkaar in verbinding staan. in de wand ervan bevinden zich veel bloedvaten die het heldere hersenvocht afgeven waarmee de ventrikels gevuld zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

functies van hersenvocht:

A

-schokken opvangen
-inwendige druk constant houden
- ervoor zorgen dat de samenstelling van het extracellulaire milieu van de neuronen constant is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
waar wordt de info die je ontvangt van je zintuigen (receptoren) verwerkt?
in je hersenen
26
wat gebeurt er met de prikkels die je opvangt?
die bereiken via je sensorische neuronen je hersenen en worden daar geregistreerd.
27
hoe noem je een plaats in je hersenen waar informatie van een bepaalde receptor wordt verwerkt of waaruit een activiteit van een receptor wordt geregeld?
een hersencentrum
28
uit wat is elke hersencentrum opgebouwd?
uit neuronen
29
van wat is EEG een afkorting
elektro-encelfalogram
30
wat is een EEG
een onderzoek waarbij hersenactiviteit elektrisch wordt gemeten
31
is EEG een behandelmethode
nee
32
door wat is de ruggenmerg beschermd?
door wervels die samen een wervelkanaal omsluiten, de wervels samen noem je een wervelkolom
33
hoe heten alle wervels
halswervels, borstwervels, lendenwervels, heiligbeenwervels en staartwervels
34
hoeveel halswervels zijn er
7
35
hoeveel borstwervels zijn er
12
36
hoeveel lendenwervels zijn er
5
37
bij elke wervel onderscheidt men aan de buikzijde een stevig…
wervellichaam
38
wat is een wervellichaam
een opening die men een wervelgat noemt
39
tussen twee wervellichamen liggen … die beweging van de wervelkolom mogelijk maken en bij het stappen de schokken opvangen.
tussenwervelschijven
40
aan het ruggenmerg ontspringen … naar de verschillende lichaamsdelen.
ruggenmergzenuwen
41
tussen twee wervels bevindt zicheen soepele … die als functie heeft de schokken bij het stappen of lopen op te vangen.
tussenwervelschijf
42
wat is een ander woord voor meningitis?
hersenvliesontsteking
43
welke organismen kunnen meningitis veroorzaken?
virussen en bacteriën
44
waarvoor is iemand overgevoelig die lijdt aan fotofobie
licht
45
waarvoor is iemand overgevoelig dat lijdt aan fonofobie?
geluid
46
welke afwijking wordt veroorzaakt door een overmatige hoeveelheid hersenvocht?
waterhoofd
47
van waar worden alle lichaamsdelen bestuurd
vanuit het centraal zenuwstelsel
48
uit wat bestaat het perifeer zenuwstelsel
hersenzenuwen, ruggenmergzenuwen en grensstrengen
49
hersenzenuwen
12 paar, de meeste ervan staan in verbinding met de zintuigen en de spieren in het hoofd
50
zwervende zenuw
verbonden met het hart, de longen en de darmen. op die manier regelt de zwervende zenuw de hartslag, de ademhaling en de spijsvertering
51
ruggenmergzenuwen
vanuit de ruggenmerg vertrekken 31 paar ruggenmergzenuwen. elk van deze zenuwen heeft een dorsale en een ventrale wortel. die komen samen in een ruggenmergzenuw
52
ruggenmergzenuw vertakking
elke ruggenmergzenuw vertakt zich tot fijne zenuwen die alle lichaamsdelen bereiken.
53
wat zijn de grensstrengen en waar bevinden ze zich?
grensstrengen zijn strengen van zenuwknopen die aan beide zijden van de wervelkolom lopen. ze zijn verbonden met elkaar en met het ruggenmerg.
54
wat is een grensstrengganglion?
een grensstrengganglion is een zenuwknoop in de grensstreng. het is een opeenhoping van cellichamen van zenuwcellen.
55
welke functie hebben de grensstrengganglia?
vanuit de grensstrengganglia vertrekken zenuwen naar fr inwendige organen.
56
op welke 2 manieren kun je het zenuwstelsel indelen?
-op basis van bouw en ligging: centraal en perifeer zenuwstelsel -op basis van functie: animaal (willekeurig) en autonoom (onwillekeurig) zenuwstelsel
57
wat is het verschil tussen het animaal en autonoom zenuwstelsel?
- Het animaal zenuwstelsel staat onder invloed van onze wil -Het autonome zenuwstelsel staat niet onder invloed van onze wil
58
Noem een voorbeeld van organen die horen bij de bouw en ligging van het zenuwstelsel
hersenen ruggenmerg grensstrengen
59
wat regelt het animaal zenuwstelsel?
Het animaal zenuwstelsel regelt de interactie tussen de individuen en zijn omgeving, zoals bewustzijn van: -geheugen -Denkvermogen -Zintuiglijke waarneming (gezicht, gehoor smaak, reuk, tastzin.)
60
welke structuren sturen impulsen in het animaal zenuwstelsel?
-de grote hersenen -De kleine hersenen -Het ruggenmerg -Sensorische zenuwen -Motorische zenuwen
61
Wat zijn de effectoren van het animaal zenuwstelsel en wat doen ze?
De effectoren zijn de skeletspieren die zorgen voor een reactie op impulsen
62
Wat gebeurt er bij een zintuiglijke prikkel?
de receptoren (bijvoorbeeld geluidreceptoren) worden geactiveerd en sturen een impuls via sensorische neuronen
63
waar gaat de impuls naartoe na de receptoren?
De impuls gaat naar de sensorische centra in de hersenen
64
Wat gebeurt er in de hersenen na ontvangst van de impuls?
vanuit de motorische centra in de hersenen worden impuls gestuurd naar de effectoren (zoals spieren)
65
wat is het resultaat van de impuls die naar de effectoren gaat
de effectoren, zoals skeletspieren zorgen voor een reactie (bijvoorbeeld het optillen van je armen)
66
Welke receptoren worden geprikkeld door de groot lichten van een tegenligger?
Foto receptoren in je ogen
67
Waar gaat een zenuw impuls naartoe via sensorische neuronen?
naar je gezichtscentrum, een van de sensorische centra in je hersen
68
wat gebeurt er vanuit de motorische centra na verwerking in het gezichtscentrum
Er vertrekt een zenuw impuls naar de spieren in je oogleden
69
wat is de reactie van de spieren in je oogleden?
De spieren doen je ogen sluiten
70
Welke processen controleert het autonoom zenuwstelsel?
onbewuste levensprocessen zoals ademhalin, spijsvertering hartslag
71
Welke structuren sturen impulsen binnen het autonome zenuwstelsel?
de hersenstam en het ruggenmerg
72
wat zijn de effectoren van het autonome zenuwstelsel?
gladde spieren, hartspier en de klieren
73
in welke twee delen kun je het autonoom zenuwstelsel indelen?
Het sympathisch zenuwstelsel en het parsympathisch zenuwstelsel
74
wat is de functie van het sympathisch zenuwstelsel?
Het treedt in werking wanneer het lichaam actief is, bijvoorbeeld tijdens sport
75
Wat is de functie van het parsympathisch zenuwstelsel?
Het brengt het lichaam na inspanning weer tot rust en herstelt rust functies
76
Het paretisch zenuwstelsel gaat de pil van het oog…
Vernauwen
77
het parsympathisch zenuwstelsel gaat de speeksel productie…
Stimuleren
78
het sympathische zenuwstelsel gaat de pupil van het oog…
verwijden
79
Het parasympatisch zenuwstelsel gaat de neusslijmvlies…
Stimuleren
80
Het sympathische zenuwstelsel gaat de speekselproductie…
Verminderen
81
vernauwt pupil
parasympatisch
82
stimuleert neusslijmvlies
parasympatisch
83
stimuleert speekselproductie
parasympatisch
84
vernauwt bronchiën
parasympatisch
85
verlaagt hartfrequentie
parasympatisch
86
verlaagt glucoseafgifte
parasympatisch
87
stimuleert maagsapproductie
parasympatisch
88
ontspant de blaas
sympathisch
89
stimuleert darmsapproductie
parasympatisch
90
ontspant darmen
sympathisch
91
trekt blaas samen
parasympatisch
92
remt maagsapproductie
sympathisch
93
meer bloed naar de hersenen
sympathisch
94
verwijdt pupil
sympathisch
95
remt speekselproductie
sympathisch
96
verwijdt bronchiën
sympathisch
97
verhoogt hartfrequentie
sympathisch
98
verhoogt glucoseafgifte
sympathisch