Biochemische componenten van de cel Flashcards

(88 cards)

1
Q

Belangrijke elementen voor de atomaire samenstelling van een organisme?

A
  • C
  • H
  • O
  • N
    -> 96%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit wat bestaat een organisme?

A
  • H20
  • biomassa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verdeling biomassa?

A
  • mineralen (bv. Ca2+, Mg2+, Fe2+)
  • organische verbindingen / koolstofverbindigen (C,H,O):
    1. sachariden
    2. lipiden
    3. proteïnen
    4. nucleïnezuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Chemische samenstelling v biomoleculen/ organische verbindingen?

A
  • opgeb uit min. 1 C-atoom
  • meestal ook H en O
  • mindere mate kunnen voorkomen: N, S en P
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe worden sachariden nog genoemd?

A
  • suikers
  • koolhydraten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit wat + hoe zijn sachariden opgebouwd?

A
  • C
  • H
  • O
    1. uit 1 of meerdere ringstructuren
    2. als functionele groep: meerdere -OH groepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

onderverdeling bij monosachariden?

A
  1. pentosen
  2. hexosen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voorbeelden v pentosen?

A
  • ribose: belangrijk component RNA
  • desoxiribose: belangrijk component in DNA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een pentose?

A

een monosacharide met 5 koolstofatomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een hexose

A

een monosacharide met 6 koolstofatomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de brutoformule van hexosen?

A

C6H12O6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

voorbeelden van hexosen?

A
  1. glucose: belangrijkste energiebron cellen
  2. galactose: voorla in melkproducten
  3. fructose: vooral in fruit en honing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

andere namen voor glucose?

A
  • dextrose
  • druivensuiker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

synoniem fructose?

A

vruchtensuiker?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

opbouw disachariden?

A

uit 2 monosachariden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

belangrijke disachariden?

A
  1. sacharose/ sucrose: plantaardig suiker
  2. maltose/ moutsuiker: aanwezig in kiemend graan
  3. lactose/ melksuiker: in melk van zoogdieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat kan je zeggen over bietsuiker en rietsuiker?

A

chemisch hetzelfde, door mineralen verschillend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

opbouw maltose?

A

uit 2 glucose ringen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

opbouw sacharose?

A

uit glucose + fructose ring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

opbouw lactose?

A

uit galactose + glucose ring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoe zit het met het verteren van disachariden?

A

zijn te groot => in monosachariden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een enzyme?

A

= stof die bepaalde processen mogelijk maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Biologische oorzaak van lactose intolerantie?

A

te weinig/ geen aanmaking v lactase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe kan iemand lactose intolerantie hebben?

A

aangeboren/ tijdelijk (bv na darmontsteking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoe komt het dat de meeste lactose tolerant zijn?
door mutatie in genetisch materiaal (normaal zijn we lactose intolerant)
26
oligosachariden: * opbouw * in:
* uit 3-10 monosachariden (meestal glucose) * in groenten, tarwe, melkproducten
27
opbouw polysachariden?
* uit 10 - 1000'en monosachariden * lineair OF vertakt
28
belangrijke polysachariden?
* zetmeel * glycogeen * cellulose
29
Wat kunnen oligosachariden veroorzaken?
bij veel mensen oorzaak v prikkelbare darm syndroom
30
opbouw zetmeel?
uit mengsel v amylose en amylopectine
31
Wat is amylose?
onvertakte keten v 100'en glucosemoleculen oooooooooooooooooooo
32
Wat is amylopectine?
vertakte keten v 1000'en - miljoenen glucosemoleculen. o o o o o o ooooooooooooooooooo o o o o o o
33
glycogeen gelijkend op? verschil?
gelijkend op amylopectine maar meer vertakkingen
34
cellulose gelijkend op? verschil?
gelijkend op amylose MAAR ander type binding tussen glucosemoleculen
35
Waar komt cellulose voor?
in celwand bij planten
36
verteerbaarheid cellulose?
onverteerbaar -> belang vezels
37
Waarom is het belangrijk vezels te eten? (cellulose)
* vullend effect (minder deten) -> nu: neiging meet te eten dan nodig * stimuleerd stoelgang
38
functie glycogeen en plaats?
= opslagvorm v suikers bij dieren -> in spiercellen + cellen v/d lever
39
lipiden?
* heterogene groep * gemeenschappelijk kenmerk: apolaire moleculen
40
onderscheiding binnen lipiden?
1. triglyceriden 2. fosfolipiden 3. steroïden
41
opbouw triglyceriden?
uit glycerol + 3 vetzuren
42
Wat is een vetzuur?
* een organisch carbonzuur: RCOOH * lengte varieert: 12-20 C-atomen
43
verschil verzadigd en onverzadigde vetzuren?
* geen dubbele bindigen tussen koolstofatomen * 1/meer dubbele bindingen tussen koolstofatomen
44
Hoe ziet een onverzdigd vetzuur eruit?
ruimtelijke knik waar dubbele binding zit
45
verzadigde vetten?
* triglyceriden met vooral verzadigde vetzuren * moleculen dichter op elkaar -> vastere structuur * vooral dierlijke producten + kokosvet
46
onverzadigde vetten?
* triglyceriden met vooral onverzadigde vetten * moleculen verder v elkaar -> vloeibaar (door knik bij dubbele bindingen) * vooral plantaardige producten + visolie
47
Wat gebeurt er wanneer er te veel verzadigde vetten in het voedsel zit?
* te veel 'slechte' cholesterol * => vernauwing v bloedvaten
48
biologische functie v triglyceriden?
* langdurig opslaan v energie * isolatie * vet rond organen -> bescherming
49
opbouw + belangrijk voor fosfolipiden?
* gelijkend op triglyceriden * uit glycerol, 2 vetzuren + neg geladen fosfaaatgroep met daarop gebonden een kleinere polaire organische groep * hydrofiele kop + hydrofobe staart * belangrijk opbouw celmembranen
50
Voor wat wordt lecithine gebruikt?
als emulgator in voedingsindustrie bv. in margarine
51
Wat is een emulgator?
een stof die emulsie (bv. olie + water) stabiel maakt
52
opbouw lecithine?
uit fosfolipiden
53
opbouw van steroïden?
basisskelet v 4 koolstofringen
54
voorbeelden v steroïden?
* cholesterol * geslachtshormonen * corticosteroïden * vitamine D
55
cholesterol?
* steroïde * bouwsteen v celmembranen * basis voor de synthese v galzuren, bepaalde hormonen + vitamine D
56
voorbeelden geslachtshormonen?
* (= steroïden) * testosteron * oestrogeen * progesteron
57
Wat is de functie v cortisol? (corticosteroïden)
* regelt immuunsysteem * speelt rol in suikerverhouding
58
synoniem proteïnen?
eiwitten
59
proteïnen?
* meest diverse groep * opgebouwd uit C, H, O, N, mindere mate: S
60
bouwsteen v proteïne?
aminozuur
61
vitamine D?
* steroïde * uit (vetrijke) voeding * geproduceerd in huid onder invloed v zonlicht * => sterke botten
62
opbouw proteïne?
* aminogroep * carboxylgroep/ carbonzuurgroep * restgroep
63
verschillende aminozuren?
* in levende organismen: 20 versch aminozuren * 11 -> zelf maken * 9 uit voeding = essentiële aminozuren
64
Wat ishet verband tussen hoeveelheid aminozuur in proteïne en de voedselwaarde?
Hoe groter hoeveel heid aminozuur => hoe grotere voedselwaarde
65
Hoe heet de binding tussen 2 aminozuren?
= peptidebinding
66
Hoe heet een keten v aminozuren?
= (poly)peptideketen
67
Hoe gebeurt de aneenschakeling v aminozuren?
* door ribosomen * volgorde afgelezen uit boodschapper RNA
68
primaire structuur v een proteïne?
* specifieke volgorde v aminozuren * aantal aminozuren
69
secundaire structuur v proteïne?
=1e stap in opvouwing: polypeptideketen geplooid -> bepaald door ruimtelijke vorm * keten krijgt plaatselijk bepaalde vorm * 2 mogelijke secundaire structuren: alfa-helix + beta-plaat/ vouwbladstrucuur * ontstaat door H-bruggen tussen aminogroep + carboxylgroep -> intermoleculair
70
tertiare strucuut v proteïne
=keten opgevouwen tot specifieke ruimterlijke vorm * door interacties tussen de restgroepen -> afstoten of aantrekken * veel voorkomende vorm = globulair - bolvormig * hier pas functioneel
71
quaternaire strucuur v proteïne?
* soms * uit meer dan 1 polypetideketen -> samen 1 complex vormen
72
Wat is denaturatie?
verlies / verstoring v /d ruimtelijke strucuur v proteïnen
73
oorzaken denaturatie?
* hoge temperatuur * PH veranderingen
74
Wat is het omgekeerde van denaturatie?
renaturatie
75
Wat is het gevolg v denaturatie?
intramoleculaire bindingen worden verbroken => proteïnen in levende organismen kunnen werking verliezen
76
toepassingen v denaturatie?
* koken v ei * garen v vlees * vis in zuur => wordt malser => beter verteerbaar
77
Hoe zit het met de voedselwaarde v gekookt voedsel?
VERANDERT NIET want voedselwaarde wordt bepaald door aminozuur
78
Wat gebeurt er tijdens koorts (denaturatie)?
sommige proteïnen werken minder goed (door temperatuur stijging)
79
biologische functie v proteïnen?
* celstructuur (cytoskelet, keratine, collageen, ...) * communicatie (onder vormen als hormonen, receptoren in celmembraan) * transport (transportproteïnen in celmembranen, hemoglobine bij sommige dieren voor transport v zuurstof) * immuunsysteem (antistoffen) * enzymen * ....
80
vb nucleïnezuren?
1. desoxyribonucleïnezuur (DNA) 2. ribonucleïnezuur (RNA)
81
opbouw nucleïnezuren?
* uit C, O, H, N en P * uit nucleotiden
82
onderdelen DNA?
1. desoxyribose 2. fosfaatgroep 3. organischebase: adenine, guanine, cytosine, thymine
83
biologische functie v DNA?
opslaan v erfelijke info aan de hand v eenspecifieke basensequentie
84
Wat is een gen?
stukje DNA dat info bevat voor aanmaak v bepaalde proteïne
85
2 strengen v DNA zijn:
* complementair * antiparallel
86
DNA: binding v verschillend ....
nucleotiden
87
Hoe slaat deinfo zich op in het DNA?
volgorde v base -> beslist in welke volgorde aminozuur moet zijn
88
opbouw RNA?
* uit 1 nucleotidestreng * opgebouwd uit: 1. ribose 2. fosfaat 3. organische base: adenine, guanine, cytosine en uracil