biologie Flashcards

(91 cards)

1
Q

waarom is er tijdduur prikkel <-> reactie

A

schakel nodig tussen receptor en effector, nl. het zenuwstelsel (conductor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zenuwstelsel opgebouwd uit… en verbonden door… en…

A

zenuwen (neuronen) uitlopers en steuncellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

CZS bevat… als organen

A

ruggenmerg & hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

perifeer ZS bevat… als organen

A

motorisch/sensorisch neuron, zenuwknopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

functionele indeling v/h zenuwstelsel

A

-animaal –> willekeurig
-autonoom –> onwillekeurig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

anatomisch indeling v/h zenuwstelsel

A

-centraal zenuwstelsel (CZS)
-perifeer zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

weg af te leggen van prikkel tot reactie

A

prikkel via sensorisch neuron naar schakelneuron, dan reactie via motorisch neuron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een elektrisch signaal+
vb.

A

impulsgeleiding
vb.: verderzetting v/h signaal binnen de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is een chemisch signaal+
vb.

A

impulsoverdracht
vb.: neurotransmitters in de synapsspleet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

af te leggen weg van een impuls

A

cellichaam –> dendrieten
–> eindknopje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

cellen van Schwann,
welk anatomisch indeling+
functie+
synoniem

A

perifeer zenuwstelsel
zorgen voor vlotter impulsgeleiding en myelline aanmaken
steuncellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gliacellen,
welk anatomisch indeling+
zeg iets over de functies

A

CZS
er zijn veel verschillende types en functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

onderdelen v/h cellichaam+
functies

A

cellichaam: geeft impulsen door v/d dendrieten naar het axon/regelt werking v/d neuronen
celkern: bevat DNA, coördineert werking v/e neuron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

functie dendrieten

A

ontvangen signalen en geven door naar het cellichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

onderdelen v/h axon+
functies

A

axon/ voert impulsen weg v/h cellichaam
synaptisch eindknopje: geeft impulsen door
-neurotransmitters: geven info door v/h ene neuron naar de andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

myellineschede functie

A

isolatie en bescherming v/d axonen, verhoogt de snelheid v/h doorgeven van impulsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

knoop van Ranvier functie

A

sprongsgewijze impulsgeleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

opbouw wervelkolom+
aantal

A

halswervels
borstwervels
eendenwervels
heiligbeenwervels
staart wervels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

neuronen v/h perifeer zenuwstelsel

A

hersenszenuwen, ruggenmergzenuwen, grensstrengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

aantal hersenszenuwen+
in verbinding met…

A

12 paar
zintuigen & spieren in het hoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

aantal ruggenmergzenuwen+
functie

A

31 paar
ventrale en dorsale wortel komen samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

grensstrengen functie

A

beide zijden v/h wervelkolom met zenuwknopen verbinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

organen v/h animaal+
effectoren

A

grote hersenen
kleine hersenen
ruggenmerg
sensorische neuronen
motorisch neuronen
effectoren: skeletspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

organen v/h autonoom+
effectoren

A

hersenstam
ruggenmerg
effectoren: gladde spieren, hartspieren, klieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
sympathisch handelingen ...de blaas …darmen ...maagsapproductie ...bloed naar de hersenen ...pupil ...speekselproductie …bronchiën …hartfrequentie …glucoseafgifte
ontspant de blaas ontspant darmen remt maagsapproductie + bloed naar de hersenen verwijdt pupil remt speekselproductie verwijdt bronchiën verhoogt hartfrequentie verhoogt glucoseafgifte
26
wat zijn reflexen+ geef alle voorbeelden
snelle, ongewilde bewegingen knipperreflex zuigreflex pupilreflex kniepeesreflex terugtrekreflex
27
ongewilde zenuwimpulsen passeren niet langs
de grote hersenen
28
ongewilde zenuwimpulsen langs het hoofd/anderen passeren...
hersensstam ruggenmerg
29
ongewilde beweging: zenuwbaan... & kruist
blijft volledig a/d = kant v/h lichaam de middellijn niet v/h CZS niet
30
witte stof, synoniem+ functie
gemyeliniseerd axon doorgeven van info
31
grijze stof, synoniem+ functie
ongemyeliniseerd cellichaam verwerken van info
32
gewilde beweging: zenuwbaan...
kruist de middellijn v/h CZS hoogte van de verlengde merg
33
exocriene klier
klierproduct naar uitwendig milieu (lichaamsopp./spijsverteringskanaal)
34
endocriene klier
klierproduct naar inwending milieu (bloed)
35
alvleesklier, welke kliertype+ klierproduct+ functie klierproduct
endo-exocriene klier insuline bloedsuikerspiegel op peil houden alvleessap bevat verteringsenzymen
36
schildklier welke kliertype+ klierproduct+ functie klierproduct
endocriene thyroxine stofwisseling & groei stimuleren
37
bijnier welke kliertype+ klierproduct+ functie klierproduct
endocriene adrenaline schrikhormone, hartslag & ademfrequentie stijgt
38
teelballen welke kliertype+ klierproduct+ functie klierproduct
endocriene testosteron ml. secundaire geslachtskenmerken
39
eierstokken welke kliertype+ klierproduct+ functie klierproduct
endocriene oestrogeen vr. secundaire geslachtskenmerken
40
hypofyse welke kliertype+ klierproduct+ functie klierproduct
endocriene prolactine melkproductie
41
speekselklier welke kliertype+ klierproduct+ functie klierproduct
exocriene speeksel speeksel helpt bij het spijsvertering
42
talgklieren welke kliertype+ klierproduct+ functie klierproduct
exocriene talg talg helpt het huid tegen uitdroging
43
traanklieren welke kliertype+ klierproduct+ functie klierproduct
exocriene traanvocht traanvocht helpt de ogen vochtig houden
44
zweetklieren welke kliertype+ klierproduct+ functie klierproduct
exocriene zweet zweet helpt de lichaam afkoelen
45
maagwandklieren welke kliertype+ klierproduct+ functie klierproduct
exocriene maagsap helpt bij het spijsvertering
46
wat is excretie
afval
47
wat is secretie+ vb.
nuttige stof hormonen
48
doelwitcellen reageren wanneer+ hangt af van...
ze gevoelig zijn voor een hormoon hangt membraanreceptor
49
hormonen die voor de regeling v/h glucosegehalte zorgen
insuline & glucagon
50
doelwitcellen insuline
spiercellen & levercellen
51
bij te weinig glucose gebeurt er... +wat is de excretie/secretie
hormoon glucagon gaat glycogeen afbrokkelen in glucose vetzuren/energie
52
glucagon geproduceerd door
alfacellen
53
insuline geproduceerd door
betacellen
54
negatieve terugkoppeling +glucosegehalte --> -glucosegehalte -->
+insuline +glucose
55
900ml suikerspiegel
perfect
56
> 900ml suikerspiegel
insuline aanmaken
57
< 900ml suikerspiegel
honger
58
de 4 plantenorganen
bloem blad stengel wortel
59
functie bloem
voortplanting
60
functie stengel
waterhuishouding & dragen v/d vruchten, bloemen en knoppen
60
functie blad
waterhuishouding & fotosyntese
61
functie wortel
waterhuishouding & zich vasthechten a/d bodem
62
functie bloemplanten
dragen een bloem die uitgroeien tot vruchten met zaden
63
wanneer is een plant een naaktzadige
als je de zaden ziet
64
wanneer is een plant een bedektzadige
als je de zaden niet ziet
65
eikel is het vrucht van een...
eik
66
hoe meer bladeren, hoe meer...
verdamping
67
stengel vervoert... & ... :
water & opgeloste stoffen
68
wortel neemt ... & ... :
water & opgeloste stoffen
69
van groot naar klein
organisme organen weefsel cellen organellen
70
opperhuidweefsel synoniem+ uitleg
rhizodermis buitenste laag cellen van verschillende plantenorganen, beschermende functie
71
vaatweefsel synoniem+ uitleg
transportweefsel op elkaar gestapelde cellen die zorgen voor transport van stoffen
72
vulweefsel synoniem+ uitleg
parenchym ondersteunende functie, ligt tussen weefsels
73
houtvaten synoniem+ functie
xyleem opwaartse transport van water & mineralen v/d wortels naar de bladeren
74
zeef-/bastvaten+ functie
floeëm neerwaarste transport van glucose v/d bladeren naar de wortel
75
houtvaten & zeef-bastvaten is samen een...
vaatbundel
76
wat produceert fotosynthese
glucose
77
wat doen planten tijdens de winter+ waarom
ze hebben glucose opgeslaan als reserve geen zon--> geen fotosynthese
78
sclerenchym, wat is het+ stevig door...+ functie
verdikte celwand lignine geven van stevigheid
79
fototropie
licht die richting van plantengroei beïnvloedt
80
auxine bij even zonlicht overal+ gebogen stengel of niet?
cellen langs alle zijden groeien even sterk --> auxine verspreid stengel buigt niet
81
auxine bij oneven zonlicht+ gebogen stengel of niet
1 zijde belicht --> ophoping auxine a/d schaduwzijde v/d plant stengel buigt wel (naar de zon)
82
fytochroom, wat is het+ functie
pigment dat ervoor zorgt dat de plant naar de zon groeit, bij schaduw
83
nastie
bewegingsrichting gevolg v/d bouw v/d plant, gebeurt snel & is omkeerbaar
84
gevolg van weinig water
huidmondje toe om te sparen
85
gevolg van veel water
huidmondje open voor verdamping
86
helionastie+ vb.
planten draaien mee met de zon zonnebloem
87
hormonen bij de plant
signaalstoffen die veel processen regelen
88
vaatbundels bij een plant
transporteren hormonen
89
cytokininen, waar geproduceerd+ functie
produceerd in worteltoppen bevorderen de groei v/d zijscheuten
90
ethyleen functie
vruchtgrijping bevorderen, vergeling & vallen van bladeren