Biomechanica Flashcards

1
Q

wat zijn de hoofdfuncties van botten?

A
  1. bescherming
  2. ondersteuning
  3. beweging
  4. aanhechting spieren, banden
  5. aanmaak bloedcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn extra functies van botten?

A
  1. schokabsorptie
  2. geluidsoverdracht
  3. geluidsisolatie
  4. calcium opslag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benoem eigenschappen van corticaal bot

A
  1. compact
  2. poreusheid 5-30%
  3. minder rek, breekt bij >2% rek
  4. kan grotere spanning verdragen
  5. breekt eerder
  6. anisotroop = mechanische eigenschappen zijn richtingsafhankelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe herken je cordiaal bot?

A

Ringvormige structuur (boom)
- in het midden bloedvat
- omheen lamellae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn eigenschappen van spongieus bot?

A
  1. open en sponsachtig
  2. poreusheid 30-90%
  3. meer rek, breekt bij > 7% rek
  4. kan geen grote spanning verdragen
  5. vervormd eerder
  6. anisotroop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe herken je spongieus bot?

A

sponsachtig, wel lamellair
Complex netwerk van botbalkjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welk type bot bevindt zich in de femurkop en in de schacht?

A

Kop: spongieus bot
Schacht: buitenkant compact en binnenkant spongieus bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is spanning?

A

Kracht (dat trekt aan)/oppervlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is rek?

A

Verschil in lengte/oorspronkelijke lengte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tegen welke krachten is (corticaal) bot goed bestand?

A
  1. Drukkrachten (longitudinaal)
  2. trekkrachten
  3. afschuivingskrachten (transversaal)
    Alle punten en krommes veranderen afhankelijk van de richting van de kracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de stijfheid?

A

Spanning/rek
Hoe hoger, hoe stijver het materiaal
Je hebt veel spanning nodig om het bot uit te rekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de vloeigrens?

A

Vanaf dit punt gaat bot vervormen –> curve zal niet meer in dezelfde lijn teruglopen en niet meer naar 0 (opgedane rek is permanent)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het plastisch gebied?

A

Is dit gebied is er minder kracht nodig om meer vervorming te verkrijgen (na het elastisch gebied) –> helling is lager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de taaiheid van bot?

A

hoeveelheid energie wat een materiaal kan opnemen voordat het breekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Functies gewrichtskapsel?

A
  1. Houdt botten bij elkaar en vloeistof binnen
  2. Mechanoreceptoren voor proprioceptie (staat van gewricht –> locatie van beweging)
  3. beschermt tegen abnormale bewegingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Functies ligamenten?

A
  1. Verbinding tussen botten
  2. beperken gewrichtsexcursies
  3. Geleiden bewegingen
17
Q

Pezen functies?

A
  1. Verbinding spier en bot
  2. Doorgeven van krachten
  3. Proprioceptie van kracht
18
Q

Wat zijn de type BW vezels en hun eigenschappen?

A
  1. Collagene vezels: sterk en hoge stijfheid
    Begin lichte rek, worden snel stijf bij hoge belasting –> tot vloeigrens: niet-elastische vervorming tot breuk
    Locatie: ligamenten en pezen
  2. elastische vezels: rekbaar (lage stijfheid)
    Bij grotere belasting worden ze plots stijf en breken abrupt zonder vervorming
    Locatie: wanden arteriën
  3. reticulaire vezels: voor volume/vorm (steun)
    Locatie: lever, milt, beenmerg
19
Q

Wat bepaalt het gedrag van bindweefsel?

A
  1. oriëntatie van de vezels
  2. Eigenschappen collagene en elastische vezels
  3. verhouding collagene en elastische vezels
20
Q

Oriëntatie van vezels in weefsels

A

Pees: parallel –> hoge stijfheid en belasting in trekrichting
Ligament: diagonaal en parallel –> beide richtingen –> bij hele hoge belasting oriënteren de vezels in 1 richting (hoge stijfheid geven)
Huid: kriskras

21
Q

Wat zijn kenmerken van een platgewricht?

A
  1. Geschikt voor compressie
  2. ongeschikt voor afschuivingskrachten
  3. Weinig draaibaar
  4. Geschikt voor grote buigende momenten
    Locatie: voet, WK, SI-gewricht
22
Q

Wat zijn kenmerken bolgewricht?

A
  1. Minder geschikt voor buigend moment
  2. Gewoonlijk zeer draaibaar
  3. geschikt voor grote dwarskrachten
  4. Mobilisatie door buigend moment
    Locatie: heup, schouder
23
Q

Wat zijn de stappen voor het maken van een vrijlichaamsdiagram?

A
  1. Definieer een coördinaat systeem (met X en Y zodat weten waar + en -
    2 Snij lichaamsdeel los op plek gewricht waarin krachten weten
  2. teken de belasting die van buitenaf werkt op het losgesneden deel (vaak Fz)
  3. Zoek tegengestelde reactiekrachten (meestal op benige structuren) –> meestal op snijvlak vanaf rotatiepunt
  4. Bepaal welke krachten een moment leveren en of deze links of rechtsdraaiend zijn
  5. Zoek de spierkrachten (met de reactiekrachten) die het totaal moment gelijk aan 0 maakt (als evenwicht)
  6. De grote van de spierkracht uit evenwichtsvergelijkingen halen