Bloed, vaten en circulatie (deel 3) Flashcards

(46 cards)

1
Q

Wat houdt hemostase in?

A

Tegengaan van bloedverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt anti-trombotisch in?

A

Bloed vloeibaar houden (doel van endotheel cellen in bloedvaten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke mechanismen bestaat hemostase?

A
  1. Vasoconstrictie: verminderde bloedflow (door endotheelcel)
  2. Vorming van een plug van bloedplaatjes
  3. Vorming van een bloed stolsel als gevolg van coagulatie (fibrine-clot)
  4. Oplossen van het fibrine weefsel (fibrinolyse)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn bloedplaatjes?

A

Cytoplasmatische fragmenten afgesnoerd van megakaryocyten o.i.v. thrombopoietine (geen organellen, wel granules)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe worden bloedplaatjes ook wel genoemd en waarom?

A

Thrombocyten omdat ze van belang zijn bij bloedstelping / stolling (trombose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat bevatten de granules van de bloedplaatjes oa?

A

ADP, Serotonine, Epinephrine en Thromboxane A2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Als er een gat/wond tussen twee endotheel cellen is, komt er collageen vrij. Wat kan hieraan binden?

A

Een bloedplaatje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke cross-factor is nodig zodat een bloedplaatje kan binden aan collageen?

A

von Willebrand Factor (vWF)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer komen de granules van de bloedplaatjes vrij (incl ADP, Serotonine, Epinephrine en Thromboxane A2)?

A

Als een bloedplaatje geactiveerd is (aka is gebonden aan vWF)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat brengen ADP, Serotonine, Epinephrine en Thromboxane A2 teweeg?

A

Vasoconstrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doet Thromboxane A2 naast vasoconstrictie nog meer?

A

Nog meer bloedplaatjes activeren waardoor aggregatie ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Is het mechanisme van Thromboxane A2 een positieve of negatieve feedback loop?

A

Positief, het activeert alleen maar meer bloedplaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke crosslinker zorgt ervoor dat bloedplaatjes elkaar kunnen activeren?

A

Fibrinogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ADP kan binden met een receptor op een bloedplaatje. Hoe heet deze receptor?

A

Gp2b-3a receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Als de Gp2b-3a receptor geactiveerd is, wat kan er dan gebeuren?

A

Dan kan fibrinogeen binden aan het bloedplaatje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vul in: … zorgt dat het proces van hemostase wordt geactiveerd, … zorgt dat homeostase wordt verveelvoudigd

A

ADP, Thromboxane A2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Endotheelcellen zijn anti-tromotisch, en vormen, in geval van een wond, een belangrijk eiwit in dit proces. Hoe heet dit eiwit?

A

Prostaglandine I2 (PGI2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat doet prostaglandine I2?

A

Remt de aggregatie van bloedplaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Naast PGI2 wordt ook een ander stofje geproduceerd vanuit de endotheelcellen dat anti-trombotisch is. Welke is dit?

20
Q

NO wordt in de endotheelcellen geproduceerd door ENOS. Deze NO verplaatst zich naar de gladde spiercel, waar PGI2 wordt geactiveerd. Welk proces wordt hier teweeg gebracht?

21
Q

Bij kleine wonden zal alleen bloedplaatjes aggregatie voldoende zijn om bloedverlies te verminderen. Bij wat grotere wonden is dit niet voldoende. Wat wordt er dan teweeg gebracht?

A

Activatie van coagulatie

22
Q

Onder invloed van welke factor wordt coagulatie geactiveerd?

23
Q

Wat doet trombine?

A

Zet fibrogeen om in fibrine (zodat het niet meer oplosbaar is)

24
Q

Fibrine klontert samen. Hoe heet dit?

A

Fibrine polymeer (clot)

25
Trombine kan op twee verschillende manieren 'gemaakt' worden. Hoe heten deze twee processen?
De intrinsieke en extrinsieke pathway
26
Wat is het voornaamste verschil tussen de intrinsieke en extrinsieke pathway?
De initiatie
27
Wat is de initiatie van de intrinsieke pathway
De activatie van factor 12 (dmv collageen)
28
Wat is de initiatie van de extrinsieke pathway?
De tissue factor, een eiwit dat tot expressie komt door fibroblasen, gladde spiercellen, endotheelcellen, aan de rand van een wond
29
Welke factor speelt nog meer een rol bij de extrinsieke pathway?
Factor 7 (wordt door activatie 7a)
30
Welke pathway wordt vaak als eerste geactiveerd?
De extrinsieke pathway
31
Via welk eiwit wordt anti-trombine III gehecht aan een endotheelcel?
Heparines
32
Wat doet anti-trombine?
Bindt aan trombine en een factor van de pathways, en gaat zo de vorming van bloedplaatjes tegen
33
Hoe heet de receptor van trombine op het endotheel?
Trombomoduline
34
Welk eiwit wordt geactiveerd dankzij de gebonden trombine aan trombomoduline?
Activated protein C
35
Wat doet (activated) protein C?
Remt de coagulatie (door te binden aan een factor van de pathways)
36
Hoe heet de remmer van de tissue factor?
Tissue Factor Pathway Inhibitor (TFPI)
37
Welke 3 eiwitten zorgen dus voor remming van de pathways?
- Anti-trombine III - Geactiveerde C protein - Tissue Factor Pathway Inhibitor
38
Waar/niet waar? Anti-trombine III, Geactiveerde C protein en Tissue Factor Pathway Inhibitor zijn gebonden aan een endotheelcel
Waar
39
De vierde stap van hemostase is het oplossen van fibrine weefsel. Hoe wordt dit proces ook wel genoemd?
Fibrinolyse
40
Waarom is fibrinolyse belangrijk?
Zodat het gevormde clot wordt opgeruimd
41
Wat zijn klinische gevolgen als fibrinolyse niet gebeurd?
Bijvoorbeeld een herseninfarct, hartinfarct of longembolie (verstopping van bloedvaten daar)
42
Welk eiwit speelt een centrale rol in fibrinolyse?
Plasmine
43
Wat doet plasmine?
Maakt fibrine oplosbaar door het te knippen in oplosbare fragmenten
44
Endotheel cellen produceren tissue-type plasminogen activator (t-PA). Wat is het resultaat hiervan?
Initieert clot lysis in het bloed: Plasminogeen activatoren activeren plasminogeen, waardoor deze wordt omgezet in plasmine (wat natuurlijk fibrine oplosbaar maakt)
45
Endotheel cellen produceren urinekinase-type plasminogen activator (u-Pa). Wat is het resultaat hiervan?
Initieert clot lysis in de weefsels
46
Waardoor worden plasminogeen activatoren geremd?
Plasminogeen activator inhibitor (PAI)