Bloeding, nek en vergiftiging Flashcards

(63 cards)

1
Q

Wat is de eerste actie bij een hevige bloeding of shock?

A

Vraag een omstander een ambulance te bellen via 1-1-2. Ben je alleen? Bel zelf 1-1-2 en zet de telefoon op luidspreker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem 3-5 kenmerken die je vaststelt bij een kind in shock.

A

Kind is onrustig en angstig; Bleke, koude, klamme/zweterige huid; Misselijk/ziek gevoel, maakt zieke indruk; Heeft dorst en is krachteloos; Verminderd bewustzijn of raakt bewusteloos.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de eerste 3 stappen bij het behandelen van shock?

A

Stop eventuele actieve bloeding; Bel of laat 1-1-2 bellen met vermelding van (vermoeden van) shock; Leg het kind neer en laat het rusten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Mogen kinderen in shock eten of drinken?

A

Nee, laat het kind niet drinken of eten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke houding is acceptabel als het kind die prettiger vindt?

A

Op de zij liggen of met opgetrokken knieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat controleer je regelmatig bij een kind in shock?

A

Bewustzijn en ademhaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de eerste stap bij een uitwendige bloeding als het kind zelf kan helpen?

A

Vraag het kind zelf op de wond te drukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe oefen je druk uit op de wond?

A

Met de hand, een (wond)drukverband of een schone doek (theedoek).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doe je bij een bloeding uit het oor?

A

Houd het oor vrij zodat bloed eruit kan lopen, oefen geen druk uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de stappen bij een neusbloeding?

A

Neus snuiten; Licht voorover buigen; Neus dichtknijpen 10 minuten; Controleer of het gestopt is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doe je als een neusbloeding blijft aanhouden?

A

Bel de huisarts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar moet je rekening mee houden bij een mogelijk nek- of wervelletsel?

A

Ongeval met plotselinge impact; Val groter dan eigen lichaamslengte; Kind raakte bodem bij duiken in water; Ernstige wonden aan nek of rug; Kind ouder dan 3 jaar en op rug/nek/hoofd gevallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 3-5 kenmerken van nek- en wervelletsel.

A

Ongeval met plotselinge impact; Pijn aan nek of rug; Soms: suf, slaperig, onrustig, bewegingsdrang; Soms: geheugenverlies of bewusteloosheid; Soms: uitval spierkracht of gevoel; Soms: tintelingen in armen, vingers of benen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wie bel je bij nek- of wervelletsel?

A

Vraag een omstander een ambulance te bellen via 1-1-2. Als je alleen bent, bel je zelf 1-1-2 (luidspreker aan).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doe je om het hoofd en de nek onbeweeglijk te houden?

A

Zoek steun voor je onderarmen; Houd zo nodig het hoofd met 2 handen vast in de gevonden positie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 3-5 kenmerken die je vaststelt bij vergiftiging.

A

Kind heeft een giftige stof binnengekregen; Onschuldige klachten zoals jeuk, droge mond, wazig zien, pijn; Bij ernstige situatie: verwardheid, onrust, ademhalingsproblemen, hartritmestoornissen, bewusteloosheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer bel je 1-1-2 bij vergiftiging?

A

Bij bewusteloosheid, benauwdheid en suf worden na inname of inademen van een gevaarlijke stof, of als het slachtoffer een (knoopcel)batterij heeft binnengekregen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer bel je de spoedlijn van de huisarts of huisartsenpost?

A

In alle andere gevallen (die niet 1-1-2 zijn).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat doe je bij gif in de mond?

A

Probeer een paar keer de mond te spoelen met water (niet inslikken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Mocht een kind braken bij vergiftiging? Mogen ze melk of andere middelen drinken?

A

Nee, laat het kind nooit braken en geef ook geen melk of andere middelen te drinken, tenzij op uitdrukkelijk advies van een professional.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

In welke houding leg je een slapend of bewusteloos kind met vergiftiging? Waarom?

A

In de stabiele zijligging, omdat er een kans is op braken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem 3-4 kenmerken die je vaststelt bij CO-vergiftiging.

A

Hoofdpijn, misselijkheid, sufheid en/of vermoeidheid; Kortademigheid; Braken en/of duizeligheid; Bewusteloosheid en/of dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat doe je bij CO-vergiftiging naast het bellen van 1-1-2?

A

Zorg voor een veilige omgeving (ramen openen, eventueel oorzaak uitschakelen); Breng indien mogelijk het kind naar een veilige omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de kenmerken van koortsstuipen?

A

Plotselinge heftige schokken en trekkingen aan beide armen en benen; mogelijk kort ophouden met ademen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Bij welke leeftijdsgroep en onder welke omstandigheden komen koortsstuipen het meest voor?
Kinderen van 6 maanden tot 6 jaar, bij het begin van een infectieziekte en/of snel stijgende temperatuur.
26
Wat doe je als een kind koortsstuipen heeft?
Bel of laat 1-1-2 bellen. Voorkom dat het kind zich bezeert; stop niets in de mond van het kind. Verwijder dekens of dikke jassen.
27
Wat doe je met het kind nadat de koortsstuip is afgelopen?
Leg het kind op de zij.
28
Noem 3-5 kenmerken van een 'hypo' of 'hyper' die je kunt vaststellen.
Duizeligheid, hoofdpijn, troebel of dubbelzicht; Bleke huid; Tinteling in de lippen of zweten; Plotselinge honger of dorst; Hartkloppingen; Wisselend humeur of moe.
29
Wat geef je een kind met diabetes dat kan slikken?
Eerst snelwerkende koolhydraten (limonade, druivensuiker), daarna langwerkende koolhydraten (boterham, vla).
30
Wat doe je met een kind met diabetes dat niet kan slikken?
Niks in de mond/keelholte stoppen. Prioriteit is zorgen voor het vrijhouden van de luchtweg en wachten op de ambulance.
31
Noem 3-5 kenmerken die je vaststelt bij traumatisch hersenletsel.
Hoofdpijn, verwardheid, misselijkheid, evenwichtsproblemen of duizeligheid, dubbel of slecht zicht; Verward of ongewoon gedrag / niet helder gevoel; Extra gevoeligheid voor licht of geluiden; Soms: buil of wond op het hoofd; Soms: bewustzijnsstoornis of bewusteloosheid of stuiptrekkingen; Soms: bloed of vocht uit neus, mond of oor; Soms: blauwe verkleuring rond de ogen (brilhematoom).
32
Wanneer bel je 1-1-2 bij (vermoeden van) traumatisch hersenletsel?
Na een (ernstig) ongeval, bij bewustzijnsstoornissen, hevige hoofdpijn, hevige benauwdheid of stuipen.
33
Wat is de eerste actie bij het bellen van 1-1-2 bij hersenletsel?
Check vitale functies. Indien bewusteloos en geen normale ademhaling: start reanimatie.
34
Met wie neem je altijd contact op bij traumatisch hersenletsel?
Altijd contact opnemen met de (huis)arts.
35
Wanneer bel je direct de huisarts/huisartsenpost als klachten later ontstaan na hoofdletsel?
Als klachten (bijv. sufheid, traagheid, hoofdpijn) pas in de eerste dagen of weken na het ongeval ontstaan, ook als het kind al eerder door een arts is onderzocht.
36
Wat zijn late alarmsignalen van hoofdletsel (na het ongeval)?
Niet goed reageren / niet goed wakker te krijgen; In de war of zich anders gedragen; Ineens moeite met praten, een arm of been bewegen of met zien; Hoofdpijn die steeds erger wordt; Bloed of vocht uit het oor; Geheugen is 4 uur na de klap nog niet hersteld; Steeds misselijk of een aantal keer braken; Als je het gevoel hebt dat het niet goed gaat met het kind.
37
Noem 3-4 kenmerken die je vaststelt bij een botbreuk.
Pijn, verkleuring en/of zwelling; Het kind kan het gewonde lichaamsdeel niet normaal bewegen of erop steunen; Soms een zichtbare wond, afwijkende stand, abnormale beweeglijkheid of krakend geluid bij bewegen.
38
Noem 3 kenmerken die je vaststelt bij een ontwrichting.
Een abnormale stand van gewricht, arm of been; Het kind kan lichaamsdeel niet normaal bewegen; Soms zichtbare wond, soms verkleuring en/of zwelling.
39
Welke kenmerken gelden voor zowel verstuiking als kneuzing?
Vooral pijn tijdens belasting; Mogelijke zwelling; Mogelijk onvermogen ledemaat te belasten.
40
Wat is de eerste stap bij het behandelen van bot-, spier- of gewrichtsletsels?
Laat de getroffen ledemaat niet onnodig bewegen.
41
Mag je een ledemaat weer rechtzetten?
Nee, zet de ledemaat nooit weer recht.
42
Hoe en hoe lang koel je bij pijn? Wanneer stop je?
Koel ongeveer 10 tot 20 minuten met ijs of een coldpack (gewikkeld in een doek). Stop met koelen wanneer de pijn toeneemt.
43
Wat moet je doen met het aangedane ledemaat tijdens en na het koelen?
Hooghouden tegen de pijn (in totaal 30 minuten).
44
Hoe behandel je een vinger die tussen de deur is gekomen?
Spoel de vinger(s) met lauw stromend water uit de kraan of ander drinkbaar water. Daarna 10 tot 20 minuten koelen.
45
Wanneer bel je 1-1-2 bij letsels aan botten, spieren of gewrichten? (Noem minstens 3 situaties)
Letsels aan nek, rug, heup, been of knie. Bij blauwe of zeer bleke ledematen en/of heftige pijn. Een open botbreuk. Ontwrichting of standsafwijking van de onderste ledematen en/of bij gecompliceerde wonden. Als eigen vervoer niet mogelijk is of bij hevige pijn (overleg met meldkamerspecialist).
46
Wanneer bel je de huisarts of huisartsenpost bij letsels aan botten, spieren of gewrichten? (Noem minstens 2 situaties)
Letsel aan hand, arm, schouder of voet. Wanneer het kind direct na het verstuiken van de enkel onmogelijk vier stappen zonder hulp kan lopen. Als de pijn of de zwelling na vier of vijf dagen nog niet minder is geworden. Als de pijn alleen maar erger wordt.
47
Wanneer mag een vuiltje in het oog alleen door een oogarts worden verwijderd?
Als het vuiltje vastzit op het hoornvlies.
48
Hoe verwijder je een vuiltje dat op het oogwit ligt?
Spreid voorzichtig beide oogleden open en veeg het vuiltje met een punt van een gaasje of zakdoek naar de binnenooghoek (richting de neus).
49
Wat doe je als een vuiltje onder het bovenooglid zit en niet door knipperen/trekken/spoelen weggaat?
Ga dan naar de huisarts.
50
Wanneer bel je 1-1-2 bij oogletsels?
Als het oog niet intact is (vervormde pupil, bloed in het oog zelf), of bij ernstige oogletsels.
51
Noem 3-4 kenmerken die je vaststelt bij een voorwerp in de neus.
Moeilijke of luidruchtige ademhaling door de neus; Zwelling van de neus; Tranen; Neuspeuteren; Vies ruikend of bloederig neusslijm.
52
Wat doe je als er een insect in de gehoorgang zit?
Druppel (lauw)water of een fysiologische zoutoplossing in het oor.
53
Wanneer neem je contact op met de huisarts bij een voorwerp in het oor?
Als een voorwerp vastzit in de gehoorgang, bij vermoeden van trommelvliesperforatie (dek het oor af met droog kompres), bij twijfel, of als het voorwerp een knoopbatterij is.
54
Wat moet je nooit doen bij een voorwerp in het oor?
Haal nooit een voorwerp uit het oor met je vingers of een pincet (dit kan het dieper duwen en letsel verergeren).
55
Waar moet je rekening mee houden naast een tand door de lip?
Andere letsels zoals een kaakbreuk.
56
Hoe stop je de bloeding bij een tand door de lip?
Druk met een (steriel) gaasje het wondje dicht.
57
Wanneer neem je contact op met de huisarts bij een tand door de lip? (3 situaties)
Als de bloeding na 10 minuten niet is gestelpt; de lip is volledig doorboord of een stukje lip ontbreekt; hechten nodig lijkt; de wond doorloopt in de huid rondom de lip; er een bijkomend tandprobleem is.
58
Wat is belangrijk bij het oppakken van een uitgeslagen tand?
Raak de wortel van de tand niet aan.
59
Mag je een uitgevallen melktand terugplaatsen?
Nóóit een uitgevallen melktand terugplaatsen (kan blijvende tand beschadigen).
60
Wat doe je met een losgeraakte (blijvende) tand als terugplaatsen niet lukt? Waar bewaar je de tand?
Bewaar de tand bij voorkeur in (half)volle melk, plastic huishoudfolie of ORS.
61
Mag je een uitgeslagen tand afspoelen onder de waterkraan?
Nee, spoel de tand nooit af onder de waterkraan.
62
Waarom is het belangrijk een uitgeslagen tand zo snel mogelijk terug te plaatsen?
Als de tand langer dan een half uur droog is geweest, kan hij nauwelijks met succes worden teruggezet.
63
Met wie neem je contact op bij een verloren of afgebroken tand?
Zo snel mogelijk contact opnemen met de huis- of tandarts.