Blok 8 week 1 + 2 Flashcards

1
Q

Wat is een beleidsparadigma? (Daigneault)

A

een raamwerk van ideeën en normen dat niet alleen de doelstellingen van het beleid specificeert en het soort instrumenten dat kan worden gebruikt om ze te bereiken, maar ook de aard van de problemen die ze moeten aanpakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke beleidsparadigmas zijn er? (Daigneault)

A

entitelment/ rechtsparadigma
- sociaal democratisch denken, sociale bijstand = recht, staat belangrijkste rol, individu niet verantwoordelijk

Workfare paradigma
- conservatieve politieke ideologie, individuele vrijheid en verantwoordelijkheid, rol van de staat beperkt, markten en gezinnen primaire rol ondersteuning individuen, afhankelijkheid belangrijk, verplichting om te werken voor bijstand

Activation paradigm / activeringsparadigma
- overheersende rol staat en markten mbt welzijn, staat moet markt aanvullen ipv vervangen,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke 4 dimensies bestaat beleidsparadigma volgens Daigneault?

A
  1. Waarden en aannames over de werkelijkheid, sociale rechtvaardigheid en de rol van de staat t.o.v. burgers
  2. Diagnose van het probleem: wat is nu precies het probleem?
  3. De normen voor publieke actie: normen en doelen van beleid
  4. De beleidsinstrumenten die daarvoor gebruikt worden

Je kan volgens daigneault alleen spreken van een paradigmawisseling als op alle 4 de dimensies een substantiele verandering is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is governance (Peeters)

A

Governance: het vertrouwen van de centrale overheid op andere actoren, sectoren en overheidsniveaus wordt belangrijker. Sturing in zijn geheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 2 perspectieven zijn er op governance?

A
  • Managerial ofwerl retraiting state: terugtrekkende staat, governance management perspectief, meer neergelegd bij niet overheidsorganisaties of vrijwillige organisaties (denk aan: co-sturing, coproductie, co-regulering en samenwerking).
  • benadrukken van horizontale samenwerkingsrelaties tussen publieke en private actoren, in termen van partnerschappen en contracten. Staat trekt zich terug en er is een vermindering in de normale top-down aansturing van de staat.
  • Political ofwel greedy state: benadrukken van conflict, belangen en macht in maatschappelijke beleidsvorming. Dit perspectief ziet governance als een manier waarop de overheid probeert om te regeren en sociale actoren en burgers te beïnvloeden. Dus governance wil juist tegenwerkende krachten met zich meetrekken als partner in zelfmanagement en sociale aanpassingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is empowerment talk (verhoeven en tonkens)

A

Empowerment talk: beleid om mensen sterker te laten voelen door meer bij te dragen aan de gemeenschap. Geeft positieve gevoelens.

Vb:
Empowerment talk:
- Engeland
- Burgers etc. aansporen om meer het stuur over te nemen wat betreft public services
- Energiek, optimistisch en positief: burger verleiden
- De overheid is de ‘schuldige’: te veel top-down beleid
- Macht meer naar lokale bestuurders, maar wel verantwoordelijkheid van overheid en burger
- Burger in context van gemeenschappen; mensen aanmoedigen een actievere rol aan te nemen in de gemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is responsibility talk? (verhoeven en tonkens)

A

Responsibility talk: plicht die men als burger heeft om bij te dragen aan de gemeenschap. Geeft negatieve gevoelens.

Responsibility talk: vb

  • Nederland
  • Focus op de plicht van de burgers om te zorgen voor andere burgers
  • Overgoten met plichten: gevoel van vermoeidheid tegenover afhankelijke burgers
  • Burger zijn ‘het probleem’: lui en overheid afhankelijk
  • Burgers moeten meer deelnemen in de lokale beleid opstelling
  • Focus op individu → mens moet zich verantwoordelijker gedragen, meer zelfredzaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn framing rules? (verhoeven en tonkens)

A
  • Framing rules: hoe je je moet gedragen en hoe een situatie wordt omschreven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn feeling rules? (verhoeven en tonkens)

A
  • Feeling rules: we nemen ons voor wat we moeten doen en wat we wel/niet zouden moeten voelen hierbij. Deze zijn ingebed in de framing rules.

Bijvoorbeeld burgers moeten vrijwilligerswerk doen (framing rule), waarbij ze zich hierover goed moeten voelen (feeling rule).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een paradigma verschuiving?

A

= een verandering van de ene manier van denken in de andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 verklaringen waarom paradigmawisseling in de praktijk zo complex is

A

1: conflicterende beleidsparadigma’s
2: padafhankelijkheid

3: dubbele decentralisatieparadox
- Paradox 1: naarmate de rijksoverheid meer taken naar gemeenten decentraliseert, wil zij meer controle uitoefenen op de uitvoering:
o Toezicht IGJ/Rekenkamer
o Centrale benchmarks en monitoring gemeenten
o Standaard tarieven & verplichting regionale samenwerking
- Paradox 2: als verantwoordelijkheden worden uitgevoerd op een kleinere schaal (van nationaal naar lokaal), leidt dat snel tot schaalvergroting, zoals regionalisering en gemeentelijke herindeling (Allers 2010; Boogers & Reussing 2018).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke typeringen zijn er in artikel michels van interactief beleid

A

1: informeren
- : politiek en bestuur bepalen in hoge mate zelf agenda voor besluitvorming en houden betrokkenen op de hoogte

2: raadplegen : politiek en bestuur bepalen in hoge mate zelf agenda, maar zien betrokkenen als gesprekspartner voor beleidsontwikkeling. Uitkomsten gesprek niet bindend.
- Instrumenten: spreekuur, enquête/burgerpanel, wijkplatform, politiek cafe

3: adviseren : politiek en bestuur stellen in beginsel agenda samen, maar geven betrokkenen de gelegenheid problemen aan te dragen en oplossingen te formuleren. Advies niet bindend, maar wel volwaardige rol.
- Instrumenten: stadsdebat, rondetafelgesprek, adviesraden, kwaliteitsschouw

4: coproduceren: politiek, bestuur en betrokkenen maken gezamenlijk probleemagenda en zoeken oplossingen. Voorgestelde oplossingen zijn bindend.
- Instrumenten: werkateliers, werkgroepen, wijk- of gebiedsgericht werken

5: meebeslissen : politiek en bestuur laten ontwikkeling van beleid en besluitvorming over aan betrokkenen. Politiek toetst resultaten aan vooraf gestelde randvoorwaarden en neemt deze over.
- Instrumenten: dorps- en wijkraden, wijkbudgetten

Hoogste trap = doe democratie (of ookal de 3e generatie bewoners iniatieven).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verschillende participatievormen herkennen en toepassen op een casus (jeugdzorg/GGZ)

A
  • enquetes, spreekuren ect (raadplegen)

- rondetafelgesprekken (adviseren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

analyseren wat de belangrijkste oorzaken zijn van een cliëntparticipatietekort

A
  • als kinderen iniatief moeten nemen of opvallen (ofwel verkeerde vorm van burgerparticipatie).
  • gebrek vertrouwen/ niet gehoord worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke verschillende vormen van burgerparticipatie zijn er?

A

1: 1e generatie. inspraak in afgeronde afspraken (iniatief overheid)
- vormen: ter inzage legging/ inspraak conceptbesluiten

2: 2e generaties ofwel interactief proces (iniatief burger en overheid)
- coproductie bij beleid: burger denkt en praat mee:
- Vormen: referenda, dorps-wijk en clientenraden

3: 3e generatie ofwel doe democratie (iniatief burger).
- overheid biedt ruimte, denkt mee of faciliteert
- vormen: informeel en met gedeelde verantwoordelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

uitleggen hoe padafhankelijkheid van beleid een rol speelt bij de vormgeving van burgerparticipatie

A

padafhankelijkheid van beleid houdt in dat het beleid tot stand is gekomen als gevolg van gebeurtenissen in het verleden
- de manier van beleid bepaald hoe de burgerparticipatie kan worden vormgegeven.

17
Q

argumenten voor burgerparticipatie:

A
  • Toenemende kloof tussen burger en overheid verkleinen
  • Verhouding met de burger moet horizontaal worden
  • Gemeente heeft een belangrijke rol
  • Vertrouwen i.p.v. wantrouwen in de overheid is een trend
  • Goed voor kwaliteit van beleid (michels, het levert een bijdrage aan vergroting van draagvlak voor beleid, en daarmee effectiever en legitiemer).
18
Q

argumenten tegen burgerparticipatie

A
  • Elke burger heeft een andere mening, je krijgt dan te veel tegenstrijdigheden
  • Ze missen kennis en expertise om goed te kunnen beoordelen en hun mening te kunnen geven
  • Burgerinitiatieven kunnen juist voor ongelijkheid zorgen, omdat men elkaar gaat uitsluiten
  • Je hoort maar een deel van de burgers, er is slechts een eenzijdige groep betrokken. Er is sprake van uitsluiting, i.p.v. meedoen (kwetsbare wijken vaak uitgesloten  sociale ongelijkheid)
  • De mensen die je hoort, die hoor je op alle mogelijke manieren (dus burgerraad maar ook alle andere mogelijke opties…)
  • Capaciteit van lokaal burgerschap wordt overschat (overheid stuurt hier nu veel op aan, maar burgers kunnen niet alles tegelijk doen)
  • Vertegenwoordiging  niet iedere patiënt is hetzelfde waar vertegenwoordiging soms wel vanuit gaat (vaak alleen hoogopgeleide Nederlanders van middelbare leeftijd)
  • Patiënten zijn zich niet altijd bewust van onderliggende wetten en redenen op bepaalde zorg zo uit te voeren (finding solutions vs finding hidden problems en urgent matters vs early intervention), burgers hebben vaak te weinig medisch inhoudelijke kennis.
  • Meer ruimte voor burgerparticipatie = minder ruimte voor politiek debat en belangenafwegingen.
  • Overheid werkt nog verticaal hiërarchisch, maar stimuleert de horizontale werking (dus burgerparticipatie)
  • Hiërarchie: stem van de vertegenwoordiger wordt belangrijker bevonden dan de stem van de vertegenwoordigde groep.
19
Q

3 componenten van de society agenda

A
  • Empowering communities: gemeenten en wijken meer macht geven bij het nemen van beslissingen en vormgeven van hun gebied
  • Opening up public services: liefdadigheidsinstellingen, sociale ondernemingen, particuliere bedrijven en coöperaties in handen van werknemers kunnen concurreren om services van hoge kwaliteit aan mensen te bieden
  • Promoting social action: mensen stimuleren om actiever deel te nemen aan de samenleving en vrijwilligerswerk aan te nemen