Boek, colleges etc. Flashcards

(41 cards)

1
Q

Wat is S-I

A

Particulier spaarsaldo. Als dit positief is, wordt er gespaard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is B-O

A

Spaarsaldo overheid/ budget balance. Is dit positief dan wordt de overheidsschuld kleiner, is dit getal negatief, loopt de overheidsschuld op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is (S-I) + (B-O) samen?

A

Nationaal spaarsaldo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is E-M

A

Saldo lopende rekening/ current account

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uit welke 3 onderdelen bestaat de betalingsbalans?

A
  • Lopende rekening
  • Kapitaal rekening
  • Errors and omissions: fouten en getallen die niet kloppen –> oorzaak: criminaliteit

Deze drie maken het verschil in de goud-en diviezenvoorraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat kun je doen als het saldo op de lopende rekening positief is?

A

Dan kun je het overige bedrag investeren in het buitenland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de goud en diviezenvoorraad?

A

Overschotten op de betalingsbalans van een land die uitgegeven kunnen worden aan vreemde valuta’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel procent mag de overheidsschuld maximaal bedragen en hoe wordt dit berekend?

A

60% van het bbp
schuld overheid/ bbp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke verschillende niveaus worden er in de economie onderschreden?

A
  • Meso/ micro: bedrijf en bedrijfstakken
  • Macro: land
  • Monetair: bestudeerd geld en de rol van banken in een economie
  • Internationale economische betrekkingen: buitenlandse handel en invloed van verschillende economieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen absoluut en relatief?

A
  • Absoluut: bijv gemiddelde verkoopprijs van een woning
  • Relatief: gemiddelde stijging van de woningprijs in %
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekend elasticiteit?

A

Hoe sterk reageert de gevraagde/ aangeboden hoeveelheid ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 3 factoren beïnvloeden het consumentengedrag?

A
  • Marketing
  • Seizoen en klimaat
  • Overheidsmaatregelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen een verschuiving van en langs de vraagcurve?

A
  • Verschuiving van de vraagcurve: oorzaak: behoefte, inkomen, substitutie goederen veranderen
  • Verschuiving langs de vraagcurve: oorzaak: prijs veranderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is kruislingse elasticiteit?

A

De vraag van product A als gevolg van een prijsverandering van product B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de gevolgen voor de vraag en aanbod bij het invoeren van minimum en maximum prijzen?

A
  • Minimumprijs: aanbodoverschot
  • Maximumprijs: vraagoverschot
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welke 2 manieren kan de overheid invloed uitoefenen op markten?

A

Door btw en subsidies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het verschil tussen welvaart en welzijn?

A
  • Welvaart: mate waarin behoefte worden bevredigd met goederen en diensten
  • Welzijn: het welbevinden en de geluksbeleving van mensen
18
Q

Wat is HDI?

A

Human Development Index –> meet het welzijn van de bevolking. Waarde ligt tussen 0 en 1

19
Q

Adhv welke 3 factoren wordt het HDI gemeten?

A
  • Levensverwachting
  • Mate van onderwijs
  • Inkomen
20
Q

Wat is de maatstaf voor economische groei?

21
Q

Wat is het verschil tussen het bbp en het bni?

A

bbp: totale productie van NL
bni: bbp- afschrijvingen

22
Q

Wat zijn de oorzaken van verschillen in inkomen?

A
  • Verschil in arbeidsproductiviteit
  • Verschil in arbeidsuren
  • schaarste verschillen
23
Q

Welke 4 productiefactoren zijn er?

A

Kapitaal: rente / huur
Arbeid: loon
Natuur: pacht
Ondernemerschap

24
Q

Welke 2 vormen van werkeloosheid zijn er?

A
  • Conjuncturele werkloosheid: werkeloosheid afhankelijk van hoe goed het met de economie gaat
  • Structurele werkloosheid: vraag en aanbod van arbeid sluit langdurig niet goed op elkaar aan
25
Welke 3 oorzaken van loonstijging zijn er?
- Inflatie: zorgen dat de koopkracht niet daalt - Invloed overheid: door bijv. belastingen en premies - Overige factoren zoals opleiding, leeftijd, ervaring
26
Wat is loonruimte en hoe bereken je het?
Percentage waarmee de lonen maximaal kunnen stijgen. Inflatie * arbeidsproductiviteit
27
Welke 4 factoren hebben invloed op economische groei?
- Menselijk kapitaal - Ondernemerschap - Duurzaamheid - Innovatie
28
Wat houdt de marginale consumptie quote in?
Hoeveel er van 1 euro extra inkomen kan worden geconsumeerd. De marginale consumptie quote is bij lage inkomens heel hoog, en bij hoge inkomens heel laag
29
Welke 3 soorten investeringen zijn er?
- Uitbreidingsinvesteringen - Vervangingsinvesteringen - Voorraadinvesteringen: aanschaffen van kapitaalgoederen omdat er wijzigingen in de voorraden hebben plaatsgevonden
30
Van welke 2 factoren zijn ontwikkelingen in de export afhankelijk?
- wereldconjunctuur - concurrentiepositie van het bedrijfsleven
31
Wat is het verschil tussen primaire en secundaire inkomens?
Secundaire inkomens: primaire inkomens - premies, uitkeringen, belastingen
32
Wat is het verschil tussen nivellering en denivellering?
Nivellering: inkomstenverschillen worden kleiner Denivellering: inkomstenverschillen worden groter
33
Wat is het verschil tussen het omslagstelsel en het kapitaalstelsel met pensioenen?
- Omslagstelsel: werkenden van nu betalen pensioenpremies - Kapitaalstelsel: tijdens je werk bouw je je eigen pensioen op
34
Wat is het verschil tussen het omslagstelsel en het kapitaalstelsel met pensioenen?
- Omslagstelsel: werkenden van nu betalen pensioenpremies - Kapitaalstelsel: tijdens je werk bouw je je eigen pensioen op
35
Wat houdt het solidariteitsbeginsel in?
samenleving betaald zodat mensen die een minimumloon nodig hebben er een ontvangen
36
Wat houdt de quartaire sector in?
Niet-commerciele instellingen die vaak financiële steun vanuit de overheid ontvangen. Bestaat uit: - collectieve sector: brengen iets op de markt zonder winst oogmerk - gesubsidieerde sector: vervaardigen overheidsdiensten en zijn afhankelijk van subsidies
37
Welke taken heeft de collectieve sector?
- Herverdelen van de inkomens - Produceren goederen en diensten die de markt zelf niet kan maken - reguleren van markten tbv concurrentie - nastreven macro-economische doelstellingen
38
Wat is het verschil tussen de traditionele en kenesyaanse visie?
Traditioneel: overheid moet zich zo min mogelijk met economie bemoeien Kenesiaanse: overheid moet zich actief met de economie bemoeien
39
Welke 3 soorten conjunctuurgolven zijn er?
- Kondratieff: lange golf door ontwikkelingen in de technologie - Juglar: middellange golf door kapitaalinvesteringen - Kitchin: korte golf door voorraadinvesteringen
40
Wat is het verschil tussen onder en overbesteding?
- Onderbesteding: feitelijke productie minder dan productiecapaciteit - Overbesteding: feitelijke productie meer dan productiecapaciteit
41
Aan welke factor wordt de conjunctuur bepaald?
BBP