Bron B,E,F,H Flashcards
(137 cards)
1
Q
Troever
A
Vinden
2
Q
Se séparer
A
Uit elkaar gaan
3
Q
Jouer
A
Spelen
4
Q
Considérer
A
Beschouwen
5
Q
Donner
A
Geven
6
Q
La semaine
A
De week
7
Q
Chez
A
Bij (iemand)
8
Q
Entre
A
Tussen
9
Q
L’histoire v
A
Het verhaal
10
Q
Le souvenir
A
De herinnering
11
Q
Quand
A
Wanneer, toen
12
Q
L’autre m/v
A
De/het andere
13
Q
Le soir
A
De avond
14
Q
Le pire
A
Het ergste
15
Q
Souvent
A
Vaak
16
Q
Pourtant
A
Toch
17
Q
Dur(e)
A
Moeilijk
18
Q
Né(e)
A
Geboren
19
Q
Content(e)
A
Blij
20
Q
Détendu(e)
A
Ontspannen
21
Q
Vinden
A
Trouver
22
Q
Spelen
A
Jouer
23
Q
Geven
A
Donner
24
Q
De week
A
La semaine
25
Bij (iemand)
Chez
26
Tussen
Entre
27
Vaak
Souvent
28
Het verhaal
L’histoire v
29
De stiefvader
Le beau-père
30
De stiefmoeder
La belle-mère
31
Blij
Content(e)
32
Vervelend
Ennuyeux(-euse)
33
Verlegen
Timide
34
Grappig
Marrant(e)
35
Heureusement
Gelukkig maar
36
Tôt
Vroeg
37
Quand même
Toch
38
Aujord’hui
Vandaag
39
Tous, toutes
Allemaal
40
Rater
Missen
41
Avoir envie de
Zin hebben in
42
Avoir hâte de
Uitkijken naar
43
Espérer
Hopen
44
Fatigué(e)
Moe
45
L’aprés-midi m/v
De middag
46
La fois
De keer
47
L’ete m
De zomer
48
Le voyage
De reis
49
Le sac
De tas
50
Le travail
Het werk
51
Longtemps
Lang (tijd)
52
Dernier(-ère)
Laatste
53
Bien sûr
Natuurlijk
54
À cause de
Vanwege
55
Vroeg
Tôt
56
Vandaag
Aujourd’hui
57
Missen
Rater
58
Missen
Rater
59
Zin hebben in
Avoir envie de
60
Uitkijken naar
Avoir hâte de
61
Hopen
Espérer
62
Moe
Fatigué(e)
63
Laatste
Dernier(-ère)
64
Natuurlijk
Bien sûr
65
Vanwege
À cause de
66
Het werk
Le travail
67
Het centrum
Le centre-ville
68
Het station
La gare
69
Het stadion
Le stade
70
Se la péter
Opscheppen
71
Raconter
Vertellen
72
Être d’accord avec
Het eens zijn met
73
Penser
Denken
74
Gagner
Winnen
75
Oublier
Vergeten
76
Avoir raision
Gelijk hebben
77
Le sentir
Zich voelen
78
Ça ne sert à rien
Het heeft geen zin
79
Comme
Zoals
80
Sans doute
Zonder twijfel
81
Si
Als
82
Facile
Makkelijk
83
prétentieux(-euse)
Arrogant
84
Mieux
Beter
85
Maintenant
Nu
86
Le jeu
Het spel
87
L’appel m
Het telefoontje, de oproep
88
Le meilleur, la meilleure
De beste
89
Le conseil
De raad
90
Vertellen
Raconter
91
Het eens zijn met
Être d’accord avec
92
Denken
Penser
93
Winnen
Gagner
94
Vergeten
Oublier
95
Gelijk hebben
Avoir raison
96
Zoals
Comme
97
Arrogant
prétentieux(-euse)
98
Nu
Maintenant
99
Het spel
Le jeu
100
De beste
Le meilleur, la meilleure
101
Tv kijken
Regarder la télé
102
Gamen
Jouer à la console
103
Muziek luisteren
Écouter de la musique
104
Le déménagement
De verhuizing
105
La vie
Het leven
106
Le cauchemar
De nachtmerrie
107
Le côté
De kant
108
Le départ
Het vertrek
109
Quitter
Verlaten
110
Réver
Dromen
111
Commencer
Beginnen
112
Se faire des amis
Vrienden maken
113
Discuter
Kletsen
114
Alors
Dus, dan
115
Prêt(e)
Klaar
116
L’interdiction
Het verbod
117
L’ado m/v
De tiener
118
Assez
Genoeg
119
Grâce à
Dankzij
120
De temps en temps
Af en toe
121
Quotidien(ne)
Dagelijks
122
Il y a
Gelden (tijd) / er is, er zijn
123
Rester
Blijven
124
Het leven
La vie
125
Verlaten
Quitter
126
Dromen
Rêver
127
Beginnen
Commencer
128
Vrienden maken
Se faire des amis
129
Kletsen
Discuter
130
Blijven
Rester
131
De tiener
L’aldo m/v
132
Dankzij
Grâce à
133
Af en toe
De temps en temps
134
De middelbare school
Le collège (onderbouw)
| Le lycée (bovenbouw)
135
De sportclub
Le club de sports
136
Op straat
Dans la rue
137
Het strand
La plage
