C6 - Meetfouten & Voorzieningen Flashcards

(17 cards)

1
Q

Wat zijn ‘speciale voorzieningen’? (assessment accommodations)

A
  • Extra middelen/aanpassingen om de meting nauwkeurig te maken
  • Veranderingen om de impact van individuele kenmerken zo min mogelijk te maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke groepen hebben speciale voorzieningen nodig? (6 voorbeelden)

A
  • Kinderen met lichamelijke beperkingen
  • Kinderen met auditieve of visuele beperkingen
  • Kinderen met een andere thuistaal en -cultuur (ELL – English Language Learners)
  • Kinderen met specifieke leerproblemen (dyslexie, dyscalculie)
  • Kinderen met gedragsproblemen
  • Kinderen met cerebrale parese (motorische aansturingsproblemen)

De kern van deze groepen is dat ze moeite hebben om bepaalde soorten informatie te verwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is accommodatie?

A

Manier waarop je meet aanpassen –> het construct niet veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is modificatie?

A

In tegenstelling tot accomodatie pas je hier wel iets aan waardoor het construct verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 2 meetfouten kunnen er zijn bij Betrouwbaarheid en Validiteit?

A
  1. Toevallige meetfouten (inaccuraat meten)
  2. Systematische meetfouten (accuraat meten, maar systematisch anders)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op welke meetfouten richt Klassieke Test Theorie zich?

A

KTT richt zich op toevallige meetfouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen betrouwbaarheid en validiteit (obv fouten)?

A
  • bij betrouwbaarheid gaat het om toevallige fouten
  • bij validiteit gaat het ook om systematische fouten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke Standard Errors zijn er? (2)

A
  1. Standard Error of Estimate (SE) = standaard schattingsfout
  2. Standard Error of Measurement (SEM) = standaard meetfout
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is bias?

A

Bias is een systematische fout in testscores – hierdoor kan je geen betrouwbare uitspraak doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de Cultural Test Bias Hypothesis (CTBH)?

A

De CTBH zegt dat elke groepen met een bepaald kenmerk die anders presteert op een mentale test, dit doet omdat er vooroordelen aan de test zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 3 soorten bias zijn er?

A
  1. Content bias = oneerlijk voor de minderheidsgroep
  2. Prediction bias = regressielijnen verschillen tussen groepen
  3. Culturele bias = de mate van culturele specificiteit in een test (hoe meer, hoe meer bias)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is Differential Item Functioning (DIF)?

A

DIF onderzoekt of een item zich hetzelfde “gedraagt” voor verschillende groepen met dezelfde vaardigheid (is een item even moeilijk voor jongens als voor meisjes)

–> dit kun je ook doen door te kijken naar de ICC’s van de groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is Differential validity?

A

Verschillende validiteit voor verschillende groepen. Voor de ene groep bijv een betere voorspelling dan voor de andere groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn logische ‘cut-off’ punten?

A

meestal 2 of 3 standaarddeviaties vanaf het gemiddelde bij een representatieve steekproef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In welke 5 groepen kun je veelvoorkomende voorzieningen onderverdelen?

A
  1. Presentatie van materialen (bijv. grotere tekst)
  2. Antwoordformat (bijv. mondeling toetsen)
  3. Timing (bijv. extra tijd)
  4. Omgeving (bijv. rustigere ruimte)
  5. Ondersteuningsmiddelen (bijv. vergrootglas)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vanuit welke 2 perspectieven kun je redeneren?

A
  1. Beredeneer vanuit het probleem
  2. Beredeneer vanuit de geselecteerde test
17
Q

Wat is cultural loading?

A

de mate van culturele specificiteit aanwezig in de test/items