Caput 3-4-5-6 Flashcards
(177 cards)
1
Q
nuntius
A
bode;bericht
2
Q
sapientia
A
wijsheid
3
Q
unda
A
golf
4
Q
scelus
A
misdaad
5
Q
curare
A
zorgen voor
6
Q
monstrare
A
wijzen
7
Q
alius
A
andere
8
Q
ceteri
A
overige
9
Q
sicut
A
zoals
10
Q
umbra
A
schaduw; schim
11
Q
clarus
A
helder; beroemd
12
Q
eius
A
zijn, haar
13
Q
eorum, earum
A
hun
14
Q
hasta
A
lans
15
Q
sagitta
A
pijl
16
Q
parvus
A
klein
17
Q
itaque
A
daarom; enzo
18
Q
comes
A
kameraad
19
Q
capere
A
(in) nemen
20
Q
incipere
A
beginnen
21
Q
cupere
A
verlangen; (graag) willen
22
Q
interficere
A
doden
23
Q
abicere
A
wegwerpen
24
Q
fugere
A
(ont) vluchten
25
rapere
grijpen; roven
26
corripere
vastgrijpen; meesleuren
27
eripere
wegrukken
28
adspicere
aankijken
29
conspicere
bekijken; bemerken
30
respicere
omkijken, rekening houden met
31
satis
genoeg; nogal
32
fieri
worden; gebeuren
33
ire
gaan
34
abire
weggaan
35
adire
gaan naar; bezoeken
36
praeterire
voorbijgaan
37
redire
terugkeren
38
transire
oversteken
39
ante(a)
vroeger
40
cottidie
dagelijks
41
cras
morgen
42
mane
's morgens
43
post (ea)
later
44
postero die
de volgende dag
45
quodam die
op een dag
46
legatus
gezant; onderbevelhebber
47
ius
recht
48
munus
taak; geschenk
49
ludus
spel; school
50
excitare
(op) wekken
51
imperare
bevelen; opeisen
52
mandare
toevertrouwen; opdragen
53
portrare
dragen
54
vincire
binden; boeien
55
fere
bijna; meestal
56
liberi
kinderen
57
ager
veld
58
liber
vrij
59
miser
ongelukkig
60
aeger
ziek
61
cibus
voedsel
62
gloria
roem
63
praemium
beloning
64
laudare
prijzen
65
nuntiare
melden
66
optare
wensen
67
nuntiare
melden
68
parere
gehoorzamen
69
praebere
aanbieden
70
notus
bekend
71
verus
waar; echt
72
temptare
proberen; op de proef stellen
73
ardere
branden
74
placere
bevallen; aanstaan
75
quo?
waarheen?
76
ergo
dus
77
maestus
treurig
78
vivus
levend
79
orare
bidden; smeken
80
maerere
treuren (om)
81
locus
plaats; gelegenheid
82
ramus
tak
83
consilium
overleg; raad; plan
84
pretium
prijs
85
haerere
vastzitten
86
mirus
wonderlijk
87
pauci
weinig; enkele
88
agere
(voort)drijven; doen
89
cognoscere
leren kennen; vernemen
90
ostendere
tonen
91
quarere
zoeken; vragen
92
sumere
nemen
93
aestas
zomer
94
audere
durven
95
docere
onderwijzen
96
tegere
bedekken; beschermen
97
metuere
vrezen
98
considere
gaan zitten
99
deponere
neerleggen
100
discere
studeren
101
mittere
zenden; laten gaan
102
ponere
plaatsen; neerleggen
103
relinquere
achterlaten; verlaten
104
vertere
(om)keren; veranderen in
105
vincere
overwinnen; overtreffen
106
visere
bezoeken
107
recipere
ontvangen
108
ira
woede
109
poena
boete; straf
110
fames
honger
111
iubere
bevelen
112
surgere
opstaan
113
sentire
voelen; merken; menen
114
audacia
moed
115
constantia
volharding
116
virtus
kwaliteit; dapperheid
117
tutus
veilig
118
cadere
vallen
119
petere
gaan naar; vragen
120
poscere
eisen
121
errare
zwerven; zich vergissen
122
flere
wenen (om)
123
canere
zingen; bezingen
124
fingere
vormen; verzinnen
125
ad + acc
naar; (tot) bij
126
ante + acc
voor
127
apud + acc
bij
128
inter + acc
tussen; tijdens
129
per + acc
door; gedurende
130
post + acc
achter; na
131
praeter + acc
voorbij; behalve
132
cum + abl
met
133
de + abl
van; over
134
e of ex + abl
uit; vanaf
135
sine + acc
zonder
136
sub
onder; omstreeks
137
in + acc
naar; tegen
138
in + abl
in; op
139
celeritas
snelheid
140
liberare
bevrijden
141
volare
vliegen
142
caedere
hakken; doden
143
descendere
afdalen
144
haurire
uitscheppen; opslokken
145
deicere
naar beneden werpen; verdrijven
146
copia
hoeveelheid; gelegenheid
147
sermo
gesprek; taalgebruik
148
vates
waarzegster; dichter
149
incitare
aanvuren
150
voluntas
wil
151
adhuc
tot nu toe; nog altijd
152
aureus
gouden
153
medius
middelste; het midden van
154
obscurus
duister; onbeduidend
155
brevis
kort
156
omnis
geheel; elk
157
omnes
alle
158
audax
moedig; overmoedig
159
dives
rijk
160
ferox
woest; uitdagend
161
ingens
reusachtig
162
celer
snel
163
sapiens
wijs; verstandig
164
complere
vullen
165
diu
lange tijd
166
praeda
buit; prooi
167
crudelis
wreed
168
gravis
zwaar; ernstig
169
levis
licht
170
utilis
nuttig
171
similis
gelijk ann; gelijken op
172
atrox
verselijk
173
felix
gelukkig
174
pauper
arm
175
vetus
oud
176
acer
scherp; fel
177
in- = on
bv. incertus = onzeker
certus = zeker