woordjes Flashcards
(135 cards)
1
Q
sidus
A
ster; het sterrenbeeld
2
Q
saepe
A
dikwijls
3
Q
aut
A
of
4
Q
-que
A
en
5
Q
interdum
A
soms
6
Q
enim
A
want
7
Q
curia
A
curia ( Romeins senaatsgebouw)
8
Q
forum
A
forum ( Romeins marktplein)
9
Q
iudex
A
rechter
10
Q
onus
A
last
11
Q
tempus
A
tijd; het moment
12
Q
semper
A
altijd
13
Q
apparere
A
verschijnen ; blijken
14
Q
etiam
A
ook; zelfs
15
Q
nondum
A
noggniet
16
Q
non iam
A
niet meer
17
Q
mulier
A
vrouw
18
Q
cogitare
A
(na) denken
19
Q
dare
A
geven
20
Q
narrare
A
vertellen
21
Q
properare
A
zich haasten
22
Q
rogare
A
vragen
23
Q
spectare
A
(be)kijken; op het oog hebben
24
Q
stare
A
staan; blijven staan
25
gaudere
blij zijn
26
sedere
zitten
27
videre
zien
28
aperire
openen; onthullen
29
domum
naar huis
30
ideo
daarom
31
interea
intussen
32
pecunia
geld
33
spectaculum
schouwspel
34
finis
grens; het einde; het doel
35
iter
reis; de weg
36
laetus
vrolijk
37
latus
breed; uitgestrekt
38
optimus
beste; zeer goed
39
invenire
vinden; ontdekken
40
tum of tunc
op dat moment
41
dum
terwijl
42
monere
waarschuwen
43
audire
horen; luisteren naar
44
altus
hoog; diep
45
magnificus
prachtig
46
subito
plotseling
47
stultus
dwaas
48
cura
zorg
49
tergum
rug
50
ornare
versieren; in orde brengen
51
debere
moeten; verschuldigd zijn
52
inquit
zegt hij,zij
53
iterum
opnieuw
54
sic
zo
55
autem
maar
56
superesse
overblijven
57
posse
kunnen
58
certus
zeker
59
dignus
waardig; passend
60
fessus
vermoeid
61
gratus
dankbaar; aangenaam
62
iucundus
aangenaam
63
iustus
rechtvaardig
64
sanus
gezond
65
dolere
lijden; wenen (om)
66
horus
tuin
67
insula
eiland
68
regia
paleis
69
periculumm
gevaar
70
exspectare
(op)wachten; verwachten
71
pararE
klaarmaken; VERWERVEN
72
SERVARE
BEEWWAARREENN;REDDDEEN
73
VOCARE
roepen; noemen
74
manere
blijven
75
possidere
bezitten; beheersen
76
ridere
(uit)lachen
77
reperire
vinden; te weten komen
78
scire
weten
79
nescire
niet weten
80
maxime
zeer; het meest
81
si
als
82
ecce!
kijk!
83
capillus
het haar
84
fons
bron (fontein)
85
pes
de voet
86
vigilare
waken
87
terrere
bang maken
88
timere
vrezen; bang zijn
89
deinde
daarna
90
denique
ten slotte
91
numquam
nooit
92
tandem
(uit)eindelijk
93
superbus
trots; prachtig
94
magis
meer
95
tantum
zoveel; alleen maar
96
Nonne
toch wel?
97
num?
toch niet?
98
nuntius
bode; het bericht
99
sapienta
wijsheid
100
ignis
vuur
101
scelus
misdaad
102
adiuvare
helpen
103
curare
zorgen voor
104
monstrare
wijzen
105
alius
(een) andere
106
ceteri
overige
107
sicut
zoals
108
umbra
schaduw; de schim
109
eius
zijn, haar
110
eorum, earum
hun
111
hasta
lans
112
parvus
klein
113
itaque
daarom; en zo
114
civis
burger
115
lapis
steen
116
capere
(in)nemen
117
accipere
ontvangen; vernemen
118
incipere
beginnen
119
cupere
verlangen; (graag) willen
120
facere
maken; doen
121
inficere
doden
122
fugere
(ont)vluchten
123
iacere
werpen
124
abicere
wegwerpen; neerwerpen
125
Rapere
roven;grijpen
126
corripere
vastgrijpen; meesleuren
127
eripere
wegdrukken
128
-spicere
kijken
129
ADSPICERE
aankijken
130
conspicere
bekijken; bemerken
131
RESPICERE
omkijken; rekening houden met
132
SATIS
genoeg; nogal
133
STATIM
dadelijk
134
ARMA
wapens
135
castra
kamp