Car following modellen Flashcards

1
Q

Bespreek car following modellen.

A
  • Microscopische modellen voor microsimulatie = individuele voertuigen volgen.
  • hoe voertuigen elkaar volgen
  • hoe ik reageer op een voertuig voor mij
  • Bepaald door: positie, snelheid en versnelling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke soorten carfollowing modellen kun je onderscheiden?

A
  1. Veilige afstand modellen

2. Psycho spacing modellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definieer trajectories?

A

Geeft afgelegde afstand van voertuig weer doorheen de tijd; in een tijd-ruimte diagram.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definieer gap?

A
  1. gat/afstand tussen voertuig (n+1) en voorligger (n) op tijdstip (t)
  2. grootte van het gat geeft aan hoe voertuigen zich tov elkaar gedragen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Definieer snelheid?

A

Afgeleid uit de helling vd trajectorie = hoe steiler, hoe groter de snelheid van het voertuig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Definieer distance headway?

A
  1. gap + lengte voorligger (n)
  2. zegt iets over het ruimtegebruik
  3. distance headway = (snelheid/10 mijl) + lengte voertuig voorganger.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Definieer tijdsgebruik?

A

Tijd die verstrijkt tussen aankomen voorligger (n) en aankomen voertuig (n+1)

Naarmate snelheid toeneemt, neemt tijdsbeslag van voertuig op infra af = voertuig verplaatst zich sneller over afstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Definieer reactietijd?

A

Reactie bestuurder volgt x-tijd na stimulus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke type/categorieën microscopische modellen kun je onderscheiden?

A
  1. veilige afstand-modellen

2. psycho-spacing modellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke veilige afstand-modellen kun je onderscheiden?

A
  1. Pipes
  2. Forbes
  3. Gibbs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Omschrijf het model van Pipes?

A
  1. gebaseerd op de verkeerswet van Californië
  2. een veilige volgafstand is een ruimte tussen volger en voorganger van minimaal 1 voertuiglengte per 10 mijl gereden snelheid
  3. maw snelheid van 2 mijl = minimaal 2 voertuiglengtes > gereden snelheid = grootte gat + voertuiglengte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Omschrijf het model van Forbes?

A
  1. verband reactietijd en ruimtegebruik

2. tijdsverschil tussen staart voorligger en kop volger moet groter zijn dan de reactietijd Δ-t.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Omschrijf het model van Gibbs?

A

Twee componenten:

  1. Free flow model (bij afwezigheid voorligger, alleen bij 1e voertuig)
  2. Veilige afstandsmodel (noodstop, reactietijd, remvermogen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Omschrijf psycho-spacing modellen?

A

De psyche (reactie(tijd) bestuurder) meenemen bij verandering of stimulus in de omgeving (afstand/relatieve snelheid).

Theorie General Motors hierop gebaseerd:

  • relatie tussen micro- en macromodellen
  • meewegen reactietijd door gevoeligheid (actieve/passieve bestuurder) en door stimulus (relatieve snelheid voorligger en volger)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke generaties General Motors modellen kun je onderscheiden?

A

GM1: gevoeligheid (⍺) is constant, voor iedereen gelijk . Uit dataset blijk dat er veel variatie is tussen reactietijd (ΔT) en en gevoeligheid (relatieve snelheid). Wat inhoudt dat een constante gevoeligheid (⍺) aanhouden niet correct is.

GM2: gevoeligheid (⍺) afhankelijk van afstand tussen voertuigen. Aangepaste formule met groot/kleine ⍺: onpraktisch om elk voertuig als dichtbij/veraf te definiëren.

GM3: gevoeligheid (⍺) in functie van ruimtegebruik, relatie tussen gevoeligheid (⍺) en ruimtegebruik (d).

GM4: snelheid heeft impact op gevoeligheid, hogere snelheden = gevoeligheid ad relatieve snelheden nemen toe.

GM5: gevoeligheid veralgemenen, zorgen dat parameters overeenkomen met data.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bespreek de term onstabiliteit?

A

Onstabiliteit in het model wordt veroorzaakt doordat trajectories in het model dichter bijeen komen door een vertraagde reactietijd.

Onstabiliteit in trajectories kunnen mogelijk voor onveilige situaties zorgen (te dicht op voorligger of zelfs ongevallen indien trajectories kruizen).

17
Q

Hoe wordt de stabiliteit bepaald?

A

Gevoeligheid (hoe sterk reageert de bestuurder) x Reactietijd (heb ik te maken met een oplettende of afgeleide bestuurder) = Stabiliteit (C)

Lokale stabiliteit:

  • soort accordeon = oscillerend effect (remmen, versnellen, remmen, versnellen)
  • gedempt oscillatorisch gedrag vanaf 0,37 (C)
  • grillig, onherkenbaar gedrag vanaf 1,57 (C)

Asympotische stabiliteit:

  • bij oneindig lange streng voertuigen
  • altijd gedempt oscillatorisch gedrag vanwege de streng voertuigen
  • grillig van af 0,5 (C)
18
Q

Hoe zijn macroscopische modellen opgebouwd?

A

Aan de hand van relatie snelheid en dichtheid.

Empirische data:

  • snelheid neemt af naarmate dichtheid toeneemt
  • optimale dichtheid (doorstroming weg optimaal).
19
Q

Definieer ruimtegebruik?

A
  1. ruimtegebruik bepaalt hoeveel ruimte ingenomen wordt per voertuig
  2. mbv ruimtegebruik microscopische waarden omzetten naar macroscopische dichtheden
  3. ruimtegebruik neemt toe naarmate voertuigen langer worden = meer ruimte tussen voertuigen = minder densiteit dus lagere verkeersdichtheden
  4. converteren micro naar macro = gemiddelde ruimtegebruik extraheren.
20
Q

Definieer relatieve snelheid?

A

snelheid volger (n+1) irv snelheid voorligger (n):

  • n+1 = 100 km/u irv n = 100 km/u > relatieve snelheid is 0 en dus constant
  • n+1 = 100 km/u irv n = 80 km/u > relatieve snelheid = negatief (-20 km/u), men moet vertragen
  • n+1 = 80 km/u irv n = 100 km/u > relatieve snelheid = positief (+20 km/u), men moet versnellen
21
Q

Wat wordt bedoeld met de perceptiedrempel?

A

Dit heeft te maken met het aanhouden van de snelheid van de volger, ondanks dat de volger de voorligger nadert. In de praktijk blijkt dat volgers langer doorrijden (totdat zij noodzaak of perceptie hebben af te remmen) terwijl de theoretische GM modellen uitgaan van naderen = tijdig afremmen.

22
Q

Bespreek het model van Greenberg?

A

Een macroscopisch model dat de relatie legt tussen gemiddelde snelheid en verkeersdichtheid.

Greenberg baseert zich op de optimale dichtheid: Wanneer de doorstroming op de weg maximaal is (meeste voertuigen op de weg). Dit is niet gelijk aan snelste snelheid, aangezien mensen zich vaak niet comfortabel voelen om heel dicht bijeen te rijden met hoge snelheden. Er is dus een linear verband tussen dichtheid en snelheid.

Daarnaast kun je met Greenberg ook wiskundig aantonen dat er een relatie zit tussen GM3 en Greenberg.