cellulaire communicatie Flashcards

1
Q

protein phosphorylation

A

een fosforgroep vastmaken aan een zijketen van een aminozuur. Dit kan leiden tot een verandering in de vorm wat het binden van ligands ergens anders op het eiwit beïnvloedt en zo de activiteit reguleert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

protein kinase

A

enzym dat vastmaken katalyseert van fosfaatgroep van ATP aan de OH groep van Ser, Tyr, Thr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

protein phosphatase

A

enzym dat het weghalen van de fosfaatgroep (dephosphorylation) katalyseert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

endocrine cellen

A

dierencellen die hormonen produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

paracrine signaling

A

in plaats van de bloedbaan in te gaan diffunderen de signaal moleculen lokaal door de extracellulaire vloeistof in de buurt van de cel die ze uitscheidt

-> local mediators

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

neuronal signaling

A

een signaal wordt doorgegeven doordat een axon van een neuron eindigt bij een synaps waardoor neurotransmitters vrijkomen die bij de target cel komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

contact dependent signaling

A

Cellen maken direct fysiek contact door signaal moleculen die in het plasmamembraan zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

cell-surface receptoren

A

receptoren aan het oppervlak voor cellen die niet door het membraan kunnen -> intracellulair signaalmolecuul

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

intracellulaire receptoren

A

receptoren in de cel voor moleculen die wel door het celmembraan kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

moleculaire switches

A

het ontvangen van een signaal leidt ertoe dat de signaaleiwitten van inactieve naar actieve staat gaan

vervolgens kunnen ze de afgifte van andere eiwitten stimuleren of onderdrukken

  • fosforylering
  • GTP binding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ion-channel-coupled receptoren

A

neurotransmitter bindt aan receptor waardoor het kanaal opent waardoor het membraan permeabel wordt voor bepaalde ionen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

G-protein-coupled receptoren

A

wanneer een signaalmolecuul bindt aan een GPCR wordt een G protein geactiveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

enzymgekoppelde receptoren

A

receptor werkt als enzym of vormt een complex met een ander eiwit dat werkt als enzym

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly